Voor de infanterie-mitrailleurs worden de gebruiksmogelijk heden bepaald door de volgende factoren: 1) Alle beschikbare mitrailleurs zijn geschikt gemaakt voor bestrijding van vliegtuigen. 2) Overal, waar de infanterie door vliegtuigen bedreigd of aangevallen wordt, kunnen de beschikbare mitrailleurs daar tegen worden ingezet. 3) Groote mobiliteit (het niet aan bepaalde opstellingen gebon den zijn). 4) Beperkte dracht en reikhoogte tegen deze doelen (n.l. hoog stens 800 m.) en geringe uitwerkingskans van het enkele schot. Daarentegen echter een groote vuursnelheid. 5) Ook aanvallen in scheervlucht en in duikvlucht kunnen door mitrailleurs worden bestreden. Wij zien uit het bovenstaande, dat er hier voor ieder wapen een eigen, ruim arbeidsveld aanwezig is met talrijke mogelijk heden voor de uitvoering van ieders taak. Beschouwen wij thans in hoofdtrekken de wisselwerking, welke heeft plaats gehad tusschen de ontwikkeling van het luchtdoelgeschut eenerzij ds en die der luchtstrijdkrachten anderszijds, dan zien wij het volgende: Bij het luchtdoelgeschut: streven naar het opvoeren der dracht en reikhoogte, opvoeren der vuursnelheid en vooral ook perfec- tionneering der hulpmiddelen voor de vuurleiding, waarbij ge streefd werd naar uiterste nauwkeurigheid door het uitschakelen van persoonlijke invloeden en het bezigen van gesynchroniseerde precisie-instrumenten voor het verkrijgen der juiste gegevens. Bij de luchtstrijdkrachten: opvoeren van de snelheden en de manoeuvreerbaarheid der vliegtuigen; verhoogen van plafond en stijgsnelheid, vergrooting van het draagvermogen en van den actie-radius; opvoeren van de bewapening en de bommenlast, perfectionneering van de hulpmiddelen voor het afwerpen van bommen. En tenslotte het toepassen van een nieuwe tactiek: Aanvallen in scheervlucht en in duikvlucht alsmede het vliegen op zeer geringe hoogten, gebruikmakende van terreinplooien, in zinkingen, bosch- en kampongranden. Het is waarschijnlijk, dat deze laatste beginselen ontstaan zijn door de perfectionneering der luchtdoelartillerie. Immers werden de luchtstrijdkrachten gedwongen om steeds hooger te vliegen; op de practisch bruikbare vlieghoogten was men nergens meer veilig en tenslotte werd men naar zulke hoogten gedreven, dat de uit voering van verschillende opdrachten niet, of niet goed meer mo gelijk werd. Voor verkenning, waarneming en het afwerpen van bommen zijn bepaalde, practisch bruikbare vlieghoogten vereischt, welke niet al te veel kunnen worden overschreden, zonder dat dit ten koste gaat van de te bereiken resultaten. Op deze hoogten vormde echter juist de luchtdoelartillerie een bedreiging, waar- 216

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 16