op het horizontale vlak voorstellen op de momenten, dat de theo
retisch juiste overvlucht, resp. parallelvlucht en schuine vlucht
zich teekenen. (Zie overigens punten 224, 229 en 230 van het V.S.
±J Éilidi!JÉft!
In sector AMB
overvluchten
In sector BMC
schuine vluchten
In sector CME
parallelvluchten
B. Stekende vliegtuigen, wanneer deze van groote hoogte steil
omlaag duiken.
Ons V.S. Mitr. onderscheidt verder geen bijzondere gevallen
bij deze vliegwijze, behalve dan in punt 233, waar gesproken wordt
over vliegtuigen, welke bij het neersteken recht op den schutter
afkomen. Volledigheidshalve lijkt het ons echter gewenscht, om
ook bij deze vliegwijze nog onderscheid te maken en afhankelijk
van den hoek, welke de baan van het neerstekende vliegtuig maakt
met het horizontale vlak, te spreken van:
a. loodrechte duikvluchten, indien deze hoek nagenoeg 90 gra
den bedraagt;
h. schuine duikvluchten, indien bovenbedoelde hoek aanmerke
lijk verschilt van 90 graden.
Deze schuine duikvluchten zouden n.o.m. nog in twee mogelijk
heden onderscheiden kunnen worden, en wel, afhankelijk van den
hoek tusschen het schootsvlak en het verticale projectievlak van
de baan van het vliegtuig tijdens het neersteken,
le. Voorwaartsche schuine duikvluchten, indien schootsvlak en
vlak van de vliegrichting nagenoeg samenvallen.
Hieronder vallen dan ook de vluchten, bedoeld in punt 233 V.S.
Mitr., n.l. die, waarbij het vliegtuig recht op den schutter neer
steekt.
2e. Dwarse schuine duikvluchten, indien schootsvlak en vlak van
de vliegrichting een merkbaren hoek met elkaar vormen (om de
gedachten te bepalen, van 30 tot 90 graden).
Onderstaande figuren met toelichtingen mogen e.e.a. verduide
lijken:
219