D(200] EtiOO]E'E"F
AL 100 m (vluchthoogte)GM 100 m.
ALM, BKM, CJM, DIM, EHM en FGM zijn de achtereenvol
gende schootsvlakken.
Als het vliegtuig bij A is, heeft de schutter het doel in zijn kring
korrel gevat en brengt de kringkorrel met het daarin gevatte doel
boven in het richtraam. De afstand is immers 800 meter, het
wapen vuurt onder geringe elevatie (zie art. 234 V.S. Mitr.). Hij
ziet het doel op dat moment nagenoeg in overvlucht, immers is de
hoek tusschen schootsvlak en vliegrichting (de naderingshoek)
zeer klein. Ook is de snelheid, waarmee het beeld van het doel in
de kringkorrel zich zal bewegen, slechts gering, aangezien de
afgelegde weg van het vliegtuig zich op die plaats nog sterk ver
kort zal afteekenen (zie ook art. 225 ad (1)De schutter volgt dus
op die wijze, al vurende, de bewegingen van het doel, waarbij
zoowel de snelheid als de richting van de beweging hem door het
beeld van het in de kringkorrel gevatte doel worden aangegeven.
Nu dienen wij ons af te vragenwanneer komt de schutter nu
bij dien strooigang met zijn kringkorrel ter hoogte van den cirkel
omtrek van het kringvizier M.a.w. tot waar is het vliegtuig ge
komen op het moment, dat de schutter het doel, gevat in de
kringkorrel, ter hoogte ziet van den cirkelomtrek van het kring
vizier Zulks is in dit geval niet zoo eenvoudig aan te geven als
bij een zuivere parallelvlucht, zooals wij tevoren deden bij de
bepaling van de snelheid van het doel-beeld. Eenvoudigheidshalve
nemen wij hier aan, dat het doel zich aan het einde van den eer
sten strooigang zal bevinden in C, m.a.w. in den tijd waarin het
vliegtuig zich van A tot C heeft bewogen, heeft de schutter zijn
kringkorrel bewogen van het richtraam tot aan den cirkelomtrek
van het kringvizier, daarbij steeds de vliegrichting volgende aan
de hand van de hem door het beeld in de kringkorrel aangeduide
richting (zie fig. 6). En in welke richting wijst nu dat beeld, als
het vliegtuig bij C is gekomen
Het moet voor iedereen duidelijk zijn, dat de richting op dat
moment nooit dezelfde kan zijn, als de richting van het beeld op
het oogenblik, dat het vliegtuig bij A was.
Immers is gedurende de vlucht van A naar C de naderingshoek
voortdurend veranderd en wel steeds grooter geworden, hetgeen
bij beschouwing van de teekening reeds blijkt. Ter verduidelijking
228
Fig. 6. M.