mogen ondervolgende teekening (fig. 7) dienen, waarop schema
tisch het kringvizier met beide horizontale draden en één der
verticale draden, benevens de cirkelomtrek zijn aangegeven
voorts een voorstelling van de kringkorrel met het daarin gevatte
doel-beeld, waarbij de beeldrichting op de aangegeven momenten
door een pijltje is aangeduid. Deze momenten (A, B, C, enz.)
komen overeen met de plaatsen van het vliegtuig in fig. 6. bij de
overeenkomstige letters A, B, enz.
Naderings-hoek bij A. 7°
id. B. 9°
id. C. 14°
id. D. 30°
id. E. dfc 45°
id. E.' 60°
id. E." 75°
id. F. 90°
(parallelvlucht)
Fig. 7.
Hieruit nu kan een belangrijke conclusie worden getrokken,
en wel: Bij het volgen van het doel kan de schutter nooit in dit
geval met zijn kringkorrel een straal doorloopen van den cirkel
van het kringvizier, vanuit het richtraam naar den cirkelomtrek
gedurende dezen strooigang. De baan van de kringkorrel door het
kringvizier is hierbij n.l. een gebogen lijn (in de teekening aange
geven door een volle lijn). De op ieder moment gevolgde rich
tingen bij A, B, enz. zijn op de figuur aangegeven door stippel
lijntjes.
Wij hebben dus nu den toestand het doel is bij C (fig. 6)
gekomen en de schutter is met zijn kringkorrel op den cirkel
omtrek beland (C. in fig. 7) en moet nu dus terugstrooien. Nemen
wij hier weer aan, dat het vliegtuig den afstand van C naar E
doorloopt (in fig. 6.) in den tijd, dat de schuttter terugstrooit,
d.w.z. met zijn kringkorrel (steeds vurende) gaat van den cirkel
omtrek (zie fig. 7 bij C) terug naar het richtraam van het kring
vizier (fig. 7 bij E)Volgens art. 221 V. S. Mitr. moet hij nu
weder regelmatig in tegengestelde richting terug
strooien tot de kringkorrel weder in den uitgangsstand binnen het
richtraam is gekomen", (cursiveering van ons)
Dit is echter met elkaar in tegenspraak, immers Indien hij
werkelijk in tegengestelde richting terugstrooit, kan hij nooit met
zijn kringkorrel weer in dezelfde plaats binnen het richtraam
229
onderste hor, dread.