terechtkomen, omdat tijdens dit terugstrooien wederom de vlieg richting voortdurend verandert. En wil hij ooit op dezelfde plaats in het richtraam terechtkomen, dan kan hij dat nimmer bereiken door in zuiver tegengestelden zin van C uit terug te strooien, om dezelfde reden als boven. Wij zien n.l. ook hier weer, dat de beweging van de kringkorrel zich bij dit terugstrooien zal aftee- kenen t.o.v. het kringvizier als een gebogen lijn (zie fig. 7). Maar, moet de kringkorrel wel in den uitgangsstand in het richt raam zijn op het moment, dat het vliegtuig zich bij E bevindt in fig. 6? NEEN, want de uitgangsstand was kringkorrel bovenin het richtraam (afstand was 800 meter, onder geringe elevatie) en thans, bij E, is de doelsafstand ongeveer 100 meter geworden onder een elevatie van ongeveer 40 graden, dus daarbij hoort een vizierhoek, welke bepaald wordt door den standkringkorrel onderin het richtraam (zie art. V.S. Mitr.). Blijft nu nog te beschouwenhet laatste traject van het vlieg tuig, n.l. in fig. 6 het traject van E naar F, een afstand dus van 100 meter. Nemen wij een doelsnelheid aan van 200 km./uur, dan zal het vliegtuig dien afstand doorloopen in ongeveer 2 secon den. Het doel -beeld zal zich t.a.v. den schutter bewegen met zoo danige snelheid, dat de hoek E.M.F. eveneens in 2 seconden wordt doorloopen. Volgt nu de schutter dit doel-beeld met zijn kring korrel, dan zal hij reeds na ongeveer seconde met zijn korrel op den cirkelomtrek van het kringvizier zijn aangekomen (straal van den cirkel, uitgezet op den doels-afstand is in dit geval 15 meter, welke afstand door het vliegtuig in ongeveer Vi se conde doorloopen wordt). Wij zien dus, dat de hoeksnelheid in deze phase zéér groot is geworden en wel zóó groot, dat, willen wij ook nu nog vasthouden aan het beginsel, dat de kringkorrel met dezelfde snelheid moet worden bewogen als het doel-beeld, er in deze laatste phase noodig zouden zijn ongeveer 7 strooi- gangen, dus vier keer héén- en drie keer terugstrooien, terwijl iedere strooigang maar ongeveer seconde zou mogen duren. Dit lijkt mij in een dergelijk geval practisch onuitvoerbaar, zoodat wij hier een restrictie op ons beginsel moeten stellen en dient te worden bepaald, dat ingeval het vliegtuig zéér groote hoeksnelheden heeft, de schutter moet volstaan met regelmatig en langzaam in de vliegrichting te strooien (d.w.z. „langzaam vergeleken bij de beeld-snelheid). Gaan wij tenslotte de bewegingen van de kringkorrel t.o.v. het kringvizier na gedurende bovenbedoeld traject. Bij E (fig. 6) hebben wij te doen met een schuine vluchtde kringkorrel was, zooals aangenomen, op dat moment onderin het richtraam en het doelbeeld in de kringkorrel wijst onder 45 graden schuinsrechts omhoog. Deze helling wordt echter geringer, naarmate de schuine vlucht overgaat in een parallelvlucht, totdat tenslotte, als de kring korrel op den cirkelomtrek is gekomen, het doel-beeld horizon- 230

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 30