de invloed van de leiding op de troepenhierbij „leiding" in den ruimsten zin des woorcls, w.o. dus te rekenen aanvoering, verpleging, geestelijke verzorging, geneeskundige behandeling enz.); den graad van geoefendheid bewapening en uitrusting in vergelijking tot den tegenstander geestesgesteldheid in het achterland, mate waarop de bevolking achter de strijdende troepen staat economische toestanden in het eigen land verzorging van de achter gebleven gezinsleden van de in het veld staande manschappen den graad van innerlijke discipline, welke aan de subordinatie ten grondslag moet liggen en welke in vredestijd dient te worden aangekweekt. Het moreel van den troep is de stuwende kracht, welke het leger ter overwinning moet leiden; het is de stille vennoot van den aanvoerder. Men overdenke slechts de volgende historische voor beelden het hooge peil van de door de Duitsche troepen in Z.O. AFRIKA geleverde prestatie's, de opmarsch van de Fascistische troepen naar ROME, het optreden van de Japanners in MAND- SJOERIJE, alle voorbeelden van troepen met een hooggestemd moreel, en als schrille tegenstelling de zoo betreurenswaardige „mutineries" in het Fransche Leger in 1917 door troependeelen, die ten gevolge van verschillende oorzaken volkomen moreel ont spoord waren. „Het bestaan van z.g. uitwendige discipline, gepaard gaande met innerlijke insubordinatie wordt hiermede volstrekt niet ont kend". (Wij laten hier Dr. ENDT weder aan het woord). „Men komt na maar men gehoorzaamt niet", zegt de Spanjaard UNA- NUMO heel geestig. Doch deze gevallen komen niet zooveel voor als sommigen gaarne gelooven Hier is de geleerde schrijver dus eenigszins met zichzelf in strijd eenerzijds gelooft hij in „kada- vergehorsam" (dè vorm van uiterlijke discipline) in het leger, anderzijds is hij er van overtuigd, dat deze vorm „niet zooveel voorkomt". Maar de discipline, allerwege erkend als de hoeksteen van het leger, is niet deze uiterlijke verschijningsvorm, hierboven geschetstde groote prestaties van troepenmachten, vaak onder ontberingen en ellende verricht, moeten gegrond zijn op een dieper gevoel dan alleen „Kadavergehorsam". Het argument, dat het „kanon" wel dwingt tot de handhaving van de subordinatie is een miskenning van de menschelijke psyche. Het is de innerlijke dis cipline, welke den aanvoerders in staat stelden tot de vaak boven- menschelijke verrichtingen, waarvan de geschiedenis telkenmale gewaagt. Het is niemand minder dan FOCH, die dit vraagstuk in een van zijn conférences heeft behandeld, hetgeen thans de inhoud vormt 235

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 35