bare uitingen, is dientengevolge de correlatie tusschen deze en
het temperament wel zeer nauw.
De door Prof. HEYMANS x) ontworpen methode tot indeeling
van de verschillende menschentypen in groepen naar bepaalde
grondfunctie's volgende, zal de „neiging" tot het toonen van ini
tiatief aan het individu de hierna genoemde eischen moeten stellen:
a. een belangrijke graad van emotionaliteit.
Indien bij de uitvoering van het ontvangen bevel of van de op
dracht zich omstandigheden zullen voordoen, welke een strikte
uitvoering van het bevel niet wenschelijk of zelfs niet mogelijk
maken, dan zal de emotioneele zich, naar aanleiding van de door
hem opgedane ervaringen, een geheel complex van voorstellingen
maken omtrent den invloed van den veranderden toestand op de
plannen van den eigen commandant, omtrent de mogelijke gevol
gen van het niet-voldoen aan de ontvangen opdracht, enz. Deze
emotionaliteit zal hem in staat stellen zich een beeld te vormen
van die handeling, welke onder de gegeven omstandigheden toch
nog het beste naar het gewenschte doel zou kunnen leiden de
phantasie-rijkdom van den emotioneele laat zich hier gelden. Een
groote gevoelstoon is dus voor het toonen van initiatief onont
beerlijk. Doch daarnaast is een tweede temperaments-eigenschap
van noode, welke aanzet tot handelen, de
b. activiteit.
Heeft de betrokken aanvoerder zich in den nieuwen toestand
ingeleefd, heeft hij zich een klare voorstelling gemaakt van de
gewijzigde situatie en de daaruit voortvloeiende noodig geachte
afwijking van het door hem ontvangen bevel of van de opdracht,
dan komt het er op aan het gewijzigde inzicht in daden om te
zettener moet worden gehandeld. Hiertoe is slechts het actieve
type in staatde niet-actieve mensch behoeft te sterke emoties
om tot handelen te komen, dan dat hierdoor een goede toepassing
van het initiatief gewaarborgd zou zijn hij loopt het risico „achter
de feiten aan te blijven loopen".
Ten slotte de derde groep van temperaments-eigenschappen, de
c. zwakke of sterke secundaire functie van het individu.
Ten aanzien van deze eigenschap wordt het moeilijker de juiste
scheidslijn in de initiatief-vraag te trekken. Een nauwkeurige
analyse van het initiatief-beginsel zal ons ook hier moeten leiden.
Wat wil men met het initiatief bereiken Aangepast aan de ge
wijzigde omstandigheden, welke bij de uitvoering van de opdracht
werden aangetroffen, in het raam van de plannen van den chef,
dient het oorspronkelijk beoogde doel zoo goed mogelijk te worden
benaderd. Bij de uitvoering van de door den onder-commandant
242
2) Zie Prof. Dr. G. HEYMANS: „Inleiding tot de speciale psychologie."