wel op de voorgeschreven plaatsen gaat loopen, zoodra er iets te
verwachten valt. (Ik meen in 1923 in het I.M.T. hierop ook reeds
gewezen te hebben, en toch komt deze groote fout telkens weer
opduiken)
Bij het halt houden make de troep altijd links en rechts front,
al ware zulks alleen maar om de geoefendheid hierin te onder
houden. Men lette er eens op bij een troep, die dit niet meer
gewend is. Met éénen marcheerende ziet men dan plukjes van 2
soms 3 man links en rechts front maken, terwijl zulks juist om den
ander moet geschieden.
Tijdens de groote rust (eetrust) dient men tactisch minder gun
stige plaatsen te vermijden en altijd posten uit te zetten. De man
schappen zitten, na hun veldzakken te hebben afgelegd, met het
front naar buiten. Deelnemers van één drum loopen niet heen en
weer om elkaar eten over te reiken, dit moet vóór den afmarsch
reeds zijn verdeeld. Ook tijdens de eetrust blijft dus de bestaande
marschorde gehandhaafd.
Vaak vergeet de vooraan marcheerende af deeling, dat er ook
nog veroordeelden bij de colonne zijn, die een lastige vracht te
dragen hebben. Hindernissen waar zij zelve nog met gemak over
heen dan wel onderdoor kan vormen vaak een tijdroovend obsta
kel voor veroordeelden.
Door een paar klewangslagen b.v. inkeepingen op een gladden
over den weg liggenden boom, het afhakken van eenige laag over
het pad hangende takken met doorns, enz. maakt men het den
achteraankomenden gemakkelijker en kan de colonne beter op
gesloten blijven. Ook het bijtijds met een versch takje afsluiten
door de voorste manschappen van een pad, dat men voorbij komt,
wordt tegenwoordig maar al te vaak verwaarloosd. Geroutineerde
rimboesoldaten doen zulks, zonder daartoe een bevel te ontvangen.
Tijdens den marsch houde de commandant bij tusschenpoozen
de belangstelling van zijn menschen gaande, door het hun leeren
van de namen van bergtoppen, rivieren, kampongs, enz. dan wel
door hun desbetreffende vragen te stellen, ter voorkoming dat het
patrouilleeren ontaardt in een achter den commandant aanboe-
melen.
De bivakmakende brigade.
Op een zich daartoe leenend punt, (niet op de plaats waar de
tentzeilen gespannen zullen worden laat de brigadecommandant
veldzakken, karabijnen en de brigadeuitrusting verzamelen, en
plaatst hij naar gelang van de omstandigheden 1 of meer posten.
De veroordeelde, belast met theekoken, vangt daarmede onver
wijld aan, hetgeen van belang is, vooral bij regenachtig, koud en kil
weer. De geheele brigade incl. veroordeelden gaat eerst gezamen
lijk het terrein, waar het bivak zal worden gemaakt, open- en
247