men met de reserve-officieren van gezondheid de beschikking
over een aantal neurologen en psychiaters, doch deze krachten,
die zelve het militaire milieu en den soldaat niet kennen en die
waarschijnlijk nóch van de psychologie van den militair, nóch van
de diagnostiek en therapie van de oorlogsneurose ooit eenige studie
gemaakt hebben, kunnen slechts nuttig zijn in een te voren opge
zetten dienst, onder leiding van enkele militaire psychiaters.
En hiermede raken we de quintessence van het vraagstuk. Deze
militaire psychiaters, enkele slechts, zullen wij reeds in vredestijd
noodig hebben. Hun dagelijksche werkkring zullen zij kunnen
vinden bij de depóts, voorloopig nog slechts studiemateriaal ver
zamelend, later de voor het leger ongewenschte individuën uit
schiftend. Want hetgeen omtrent de reacties van den menschelijken
geest in den oorlog bekend is, geeft ons de overtuiging, dat wij
voor ons beroepsleger een zoo goed mogelijk, geestelijk gezond
menschenmateriaal noodig hebben. Alle uitschifting, elke poging
dit milieu op een geestelijk hooger peil te brengen, is voordeel
en het is, al kunnen we dit voordeel in vredestijd niet direct in
sprekende cijfers uitdrukken, niet te ontkennen dat hier alle
moeite en kosten, aan onderzoek en keuring ten gronde gelegd,
vruchtdragend zullen zijn. Wijzelf zien toch immers reeds in Atjeh,
waar door den intensieven patrouillegang hoogere eischen gesteld
worden aan den geestelijken weerstand van den militair, het aantal
militairen met psychopathologische verschijnselen toenemen; het
is bekend, dat het aantal wegens geestelijke afwijkingen te Koeta
Radja afgekeurde militairen dat in de garnizoenen op Java be
langrijk te boven gaatalles voor het leger verloren materiaal,
extra onkosten, waarschijnlijk te verminderen door intensievere
schifting in de depóts.
Naast de werkkring aan de depóts, boven geschetst, zou echter
een belangrijker taak voor deze leger-psychiaters bestaan in het
voorbereiden van een oorlogsorganisatie. Want juist het werk van
den psychiater is onder oorlogsomstandigheden geheel anders dan
in vredestijd. Bij den chirurg, bij den veneroloog, kan men zich
het oorlogswerk als een uitbreiding, zij het dan een zeer groote,
van het dagelijksch werk in vredestijd denkende oorlogsom
standigheden eventueel bij manoeuvres uitgebeeld en doordacht
worden. Voor den psychiater bestaat dit aanknoopingspunt niet
de soldaat op manoeuvres reageert anders dan die in het werke
lijke gevechtde dienst moet hier theoretisch, aan de hand der
gegevens uit den wereldoorlog opgebouwd worden, en juist daar
om is een voorbereiding hier nog noodzakelijker.
272