275 9. UIT DE VAKTIJDSCHRIFTEN. Toekomstoorlog. De Militaire Spectator Nr. 12. De oorlog van morgen, door Kapt. v.d. Gnl. Staf M. R. H. Calmeyer. De krijgskundige stroomingen na den wereldoorlog besprekend, maakt S. onderscheid tusschen de revolutionnairen en de evolutionnairen. Eerst- genoemden waren en zijn overtuigd, dat de techniek in staat is een algeheele omwenteling in de krijgsvoering teweeg te brengen; zij willen deze mogelijk heid tot de uiterste consequenties benutten. Tot hen kan men rekenen: a) de Italiaansche generaal Douhet en de predikers van den zelfstandigen luchtoorlog; b) de verkondigers van de almacht van het chemische wapen; c) de voorstanders van de volledige mechanisatie der legers; d) de voorstanders van het kwaliteitsleger (von Seeckt, de Gaulle). De evolutionnairen willen het nieuwe versmelten met het bestaande om zoo te komen tot een harmonische strijdmacht, die zich te land, ter zee en in de lucht kan ontplooien. Onder beide genoemde stroomingen vindt men propa gandisten van de leer der politiek-militaire overrompeling, de „attaque brusquée", het lam slaan van den tegenstander voordat het ingewikkeld geheel van de moderne strijdmacht zich heeft kunnen ontplooien. Vervolgens gaat S. over tot bespreking van de leer van Douhet het voeren van den zelfstandigen luchtoorlog. In het kort komt de door Douhet gepro pageerde oorlogvoering neer op het volgende: Zelfstandig massaal inzetten van de luchtmacht tegen de vijandelijke vliegparken verkrijgen van de heerschappij in de lucht algeheele vernietiging van de vijandelijke lucht strijdkrachten vernielen van vijandelijke vliegtuigindustrieën bombar dementseskaders tegen de bases van leger en vloot, de oorlogsindustrieën en stapelplaatsen, tegen het verkeersnet en ten slotte, indien op deze wijze 's vijands weerstandskracht niet kan worden gebroken, het voeren van den onbeperkten luchtoorlog tegen de vijandelijke burgerbevolking. S. haalt aan de uitspraak van Douhet t.a.v. de voorbereiding ten oorlog in den huidigen tijd. Deze moet zijn: a) De schepping van een luchtvloot, die in staat is den strijd om de heer schappij in de lucht op te nemen en wel de sterkste luchtvloot, welke met de nationale middelen te bouwen en te bemannen is. b) De voortdurende paraatheid van deze luchtvloot, daar zij oogenblikkelijk, nog vóór een oorlogsverklaring, moet kunnen opstijgen en niet kan worden versterkt vóór de beslissing in de lucht is gevallen. c) De omvorming van leger en vloot tot organen, die zooveel mogelijk onafhankelijk zijn van het achterland en van de verbindingen voor het geval zij moeten optreden als onverhoopt de tegenpartij de heerschappij in de lucht mocht verkrijgen. d) De studie van de samenwerking tusschen de drie deelen van de weer macht luchtmacht, leger en vloot volgens het beginsel „aanval in de lucht, weerstand op den grond en op zee". e) Het treffen van maatregelen op verschillend gebied, die het den Staat mogelijk zullen maken de vijandelijke luchtaanvallen zoo goed mogelijk te doorstaan (luchtbescherming, verspreiding van belangrijke industrieën, enz.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 75