287
Leeftijd en constitutie' zijn van invloed op het ziektebeeld. Herhaaldelijk
reageerden kinderen met Jacksonsche krampaanvallen, algemeen epileptische
insulten en ontherseningsstijfheid, terwijl uit het verdere verloop bleek,
dat in deze gevallen toch slechts een ongecompliceerde commotio cerebri
had bestaan. Bij oudere menschen ziet men dikwijls een voorbijgaand Kor-
sakowsyndroom, terwijl men bij vegetatief gestimatiseerden vasomotorische
stoornissen op den voorgrond ziet treden. Een en ander wordt met de
beschrijving van eenige ziektegevallen toegelicht.
De behandeling van de ongecompliceerde commotio cerebri bestaat in de
eerste plaats uit absolute rust. Vervoer kan den toestand verergeren door
het optreden van hersenoedeem, vasomotorische stoornissen enz. Tijdens
het vervoer (bij ernstiger toestanden) kunnen de patiënten in shocktoestand
succombeeren. Vele ernstige haardsymptomen (verlammingen, epileptische
insulten enz.) ziet men vaak binnen de 24 uur weer verdwijnen. Ook bij
een ongecompliceerde commotio cerebri ziet men vaak een zg. vrij interval.
Ieder nieuw trauma moet voorkomen worden. De ligging moet volkomen
horizontaal zijn. Daardoor stijgt ook de tegendruk van de liquor cerebro-
spinalis. Bij onrust geve men paraldehyd 10% rectaal tot 100 cc, luminal-
natrium i.m. tot 100 mgr. per keer enz. Soms moeten de beide armen wor
den gefixeerd. Bij te hooge hersendruk verrichte men lumbaalpunctie. Een
gemiddelde rusttijd van 6 weken reduceert de kans op posttraumatische
klachten tot een minimum. In vele klinieken houdt men zich bij de lichtere
gevallen niet aan dezen termijn.
Als resttoestanden na een ongecompliceerde commotio cerebri kent men
het neurasthenische symptomencomplex, de migraine en de epilepsie (ieder
zwaar schedeltrauma het eerste jaar alcohol verbieden!), posttraumatische
pachymeningitis haemorrhagica interna, meningitis serosa (regelmatige druk-
ontlasting door lumbaalpunctie is hier aangewezen) en posttraumatische
psychosen.
In hetzelfde nummer neemt de Kolonel M.G.D. tit. bd van het K.N.LL.
S. van Dam het nieuwe Duitsche keuringsreglement („Anleitung zur Unter-
suchung Wehrpflichtiger und Freiwilliger für die Wehrmacht vom 20 Marz
1935) in beschouwing.
In Duitschland wordt veelvuldig gebruik gemaakt van „Gesundheits-
stambücher". De schrijver vraagt zich af of er geen aanleiding kan zijn,
dat ook in Nederland daartoe wordt overgegaan (met behulp van de school
artsendiensten, consultatiebureaux enz.).
Als laagste lengtemaat is in Duitschland 154 cm aangenomen, echter volgt
aanneming beneden de 160 cm slechts als bijzondere omstandigheden dat
noodzakelijk maken.
Een tabel van de gemiddelde gewichten bij bepaalde lengten is opgenomen,
terwijl er bij de beoordeeling van het lichaamsgewicht rekening mede wordt
gehouden, dat met goede voeding in dienst gewichtsvermeerdering bereikt
kan worden.
De borstkas moet minstens een uitzettingsvermogen hebben van 6 cm en
de borstomvang moet na uitademing de helft van de lichaamslengte be
dragen. Deze bepalingen bevorderen de uniformiteit van de beslissingen.
Oogonderzoek heeft plaats met de platen van Snellen kleuronderschei-
dingsvermogen wordt onderzocht met de platen van Stilling.
Voor wat betreft het gebit wordt aangenomen, dat het bezit van 5 eigen
kauweenheden een tand of kies in de bovenkaak en een daarop bijtende
tand of kies in de onderkaak), waaronder minstens 2 molaareenheden.
Bij personen, die aan typhus of paratyphus hebben geleden heeft bij in
lijving een bacteriologisch onderzoek plaats, tenzij zij een verklaring om
trent den uitslag van een dergelijk onderzoek kunnen overleggen.