doel. De berekende trefplaats slingert om hét doel heen, en met
deze trefplaats ook de spreidingsellips met haar verschillende
strooken, waarover de schoten in de bekende verhouding 25 16
7 2 verdeeld worden. De uiteindelijke invloed van de meetsprei-
ding zal dus zijn dat wij geen kans zien steeds de beide strooken
"25" over het doel te laten vallen, maar dat het dikwijls de minder
voordeelige strooken "16", "7" of "2" zullen zijn, hetgeen natuur
lijk de trefkans op het doel aanzienlijk vermindert. Aan de waarde
van de meetspreiding zelf is niet veel te verbeteren, wel echter aan
haar invloed op de berekening van de trefplaats we kunnen dit
bereiken door niet uit te gaan van twee metingen, die slechts 20 se-
cunden na elkaar gedaan zijn, doch hiervoor óf metingen met groo-
ter tijdsverschil te kiezen, óf grafisch te middelen tusschen meerde
re metingen, bijv. 4 metingen met tusschenruimten van 20 secunden
verricht. Bij beide methoden wordt de invloed van de meetsprei-
ding gereduceerd tot bijv. X 100 114 m, hetgeen vermeer
derd met de fout van 50 m in den uitgangsafstand, een fout in de
berekende trefplaats van 164 m zal opleveren, alzoo een aanzien
lijke verbetering. Thans komt echter een nieuw bezwaar naar
voren, n.l. dat de tijd, waarover wij onze metingen en berekenin
gen maken, grooter is geworden, en daarmede de kans is toegeno
men, dat het doel door veranderen van vaart of koers onze geheele
berekening waardeloos zal maken, waardoor de vuurleider de
schoten ver van het doel zou zien vallen zonder dat hij daartegen
iets kan doen. Bovengeschetste bezwaren gaven aanleiding
tot het zoeken naar een vuurleidingssysteem waarbij men, door
niet steeds van de laatstgemeten afstanden uit te gaan, het heen
en weer slingeren van de berekende trefplaats voorkomt, waar
door tegelijkertijd ook het corrigeeren voor de ligging der schoten
mogelijk wordt. Dit vuurleidingssysteem is beschreven in het
reeds eerder aangehaalde artikel „Het vuurleidingssysteem der
N.l. Kustartillerie"; waarbij getracht is een uiteenzetting te geven,
hoe bij den aanvang van het vuur uit het gemiddelde van eenige
metingen een beginafstand en een afstandverloop worden bere
kend, welke op de afstandklok worden ingesteld. Daarna worden
de metingen uitsluitend gebezigd om veranderingen in het afstand
verloop te signaleeren, welke afwijkingen dan op de klok worden
aangebracht. Overigens trekt men zich van de gemeten afstanden
zelf niets meer aan en volgt men uitsluitend de regelmatig loo-
pende klok de meetspreiding is op deze wijze geheel uitgescha
keld.
In bovenstaande regelen is alleen de meetspreiding voor de
lengte in beschouwing genomen. Voor de breedte bestaat een
soortgelijke meetspreiding, welke in de meeste gevallen niet groot
wordt, doch in bijzondere gevallen een ten opzichte van de BS50
van den schootstafel betrekkelijk groote waarde kan bereiken.
208
70