384
stander ernstige fouten maakt (b.v. den opmarsch door het dal niet bemerkt,
werkeloos blijft, of de aangrenzende hoogten niet bezet houdt)De natuurlijke
door het terrein aangegeven verdediging is: het inrichten van steunpunten,
waardoor in verhouding met de troepensterkte breede fronten kunnen wor
den ingenomen.
Bij ieder geval te beoordeelen of de stelling dient te zijn op de voor
helling, op den kam of op de contra-helling. M.h.o. op het schootsveld is in
den regel een stelling op de voorhelling te verkiezen, deze moet echter
vanwege de groote zichtbaarheid en kwetsbaarheid door art. vuur eerst bij
het onderkennen van een aanval volledig bezet worden.
Tusschen de steunpunten en in het voorterrein, sterke hindernissen, be
waakt door een enkelen mitr. Ter verdediging van de dalen, sterke hindernis
sen op smalle plaatse met zwakke bezetting, op de „dalflanken" tot aan den
kam „überhöhende" flankeerende steunpunten met mitr., mrt. en bergart.,
zoodat een „Feuernetz" gevormd kan worden.
Engten en klooven uitbuiten voor tegenstooten en insluitingen. Grondbe
ginsel is „Sicherung der Höhen."
Het Dec. nr. van Schweizerische Monatshefte bevat een lezenswaardig
artikel van Lt. L. Zollikojer getiteld: „Gedanken iiber die Nachtausbildung
unserer Infanterie."
Militar Wochenblatt. Nr. 23 en 24.
„Panzertakitk." door Gnl. der Art. i.K. Von Eimannsberger Het eerste
deel van deze belangwekkende studie is gewijd aan PanzerabwehrIn het
algemeen zijn er twee bestrijdingsmiddelen tegen de vew, de hindernissen en
de wapenen. Als voornaamste hindernis wordt de mijn genoemd, ook het
toepassen van strooimijnen kan doeltreffend zijn, deze zijn in den bewegings
oorlog niet zoo gemakkelijk toe te passen, omdat zij het voorwaarts gaan der
eigen troepen belemmeren. Op natuurlijke hindernissen mag niet te veel
worden gerekend, want die worden, met het voortschrijden van de techniek
steeds zeldzamer en zijn waardeloos indien ze kunnen worden omtrokken.
Ook aan de kunstmatige hindernissen zullen steeds hoogere eischen moeten
worden gesteld. Het inf. geschut is voor „Panzerabwehr" onontbeerlijk, aange
zien dit echter niet in voorste lijn is te plaatsen, is ook een gemakkelijker te
maskeeren, dus kleiner en lichter wapen, dat wèl in voorste lijn is op te stel
len, noodig, S. noemt een „tankgeweer", 20 mm kal. met een gewicht van 40
kg.
Bij invalshoeken kleiner dan 30° schampen de projectielen af.
Op 500 m wordt bij loodrecht treffen (onder
een hoek van 60°) 19 mm (11 mm) pantser doorboort,
op 200 m 25 mm (16 mm),
op 100 m 27 mm (18 mm).
De wapens moeten over de geheele stellingdiepte worden verdeeld, maar
vóór de hoofdweerstandslijn moet het krachtigste vuur kunnen worden
gelegd.
Bij marcheerende troepen dienen de afweerwapens eveneens over de
colonnediepte te worden verdeeld, zij beveiligen de inf. wel is waar niet
tegen vuurovervallen, maar er is dan toch overal in de colonne onmiddellijk
hulp aanwezig.
Aangezien de aanval van vew. slechts succes zal hebben, indien hij op een
breed front wordt ingezet, zullen verschuivingen van de afweerwapens nadat
de aanval zich teekent niet meer mogelijk zijn, terwijl het verrassend optre
den van de vew. geen gelegenheid biedt versterkingen van achter op tijd
in den strijd te werpen. De afweerwapens moeten dus van den aanvang af
vuurbereid zijn opgesteld.
„Der Angriff ist überrasehend zou erwarten, also müssen alle Abwehrmittel
von vornherein eingesetzt sein."