392
Geneeskundige Dienst.
Archives Médicales Beiges, Janvier 1936, Nr. 1. „Organisation de la
transfusion sanguine a l'armée".
Tot begin 1934 had de geneeskundige dienst van het Belgische leger geen
enkele voorziening getroffen nopens een bloedtransfusiedienst. Daarvóór
deden de geneeskundigen eerst op het moment van behoefte een beroep
op vrijwilligers uit het hospitaalpersoneel of verwanten van den zieke. Niet
wetende tot welke bloedgroepen deze „donneurs d'occasion" behoorden, was
men dan genoodzaakt, alvorens den zieke te kunnen helpen, een omslachtige
bloedgroepenbepaling te verrichten om uit te maken of het bloed van den
gever zich met dat van den ontvanger zou verdragen. Vaak was men
gedwongen het onderzoek aan meerdere personen te doen, voordat men
een geschikten gever gevonden had.
Daar in de laatste jaren de bloedtransfusie zich een steeds ruimer wor
dend indicatiegebied toegewezen ziet, niet alleen als redmiddel bij acute
verbloedingen, doch ook bij tal van andere aandoeningen, die hier echter
minder ter zake doen, heeft de geneeskundige dienst van het Belgische
leger, om in een steeds meer gevoelde behoefte te voorzien, begin 1934
een bloedtransfusiedienst georganiseerd.
Tot dat doel wordt den recruten van alle lichtingen gevraagd, wie zich
als gever in geval van nood beschikbaar wenscht te stellen. De lijst van de
candidatengevers wordt het laboratoriumhoofd van het militair hospitaal
in het garnizoen ter hand gesteld, of als het garnizoen geen eigen militair
hospitaal heeft, dat van het meest nabij gelegen garnizoen. Dit laboratorium
hoofd roept de ingeschreven candidaten op en onderwerpt ze aan een
nauwkeurig algemeen onderzoek. Men neemt uitsluitend robuste individuen
met een goede gezondheid en bij kunstmatige stuwing flink zwellende en
goed zichtbare aderen. Bij degenen, die aan deze eischen voldoen, wordt
bloedgroepenonderzoek verricht. Door dit onderzoek vallen de groepen I, II
en III af, terwijl groep IV, de zoogenaamde „general donors", omdat hun
bloed zich met elke andere bloedsoort verdraagt, onderworpen wordt aan
serologische onderzoekingen (Wassermann) om eventueel overentbare ziekten
(syphilis) uit te sluiten.
Het laboratoriumhoofd houdt een register aan van alle op deze wijze
verkregen „general dcnors" en stelt hun namen bekend bij de korpsen
waartoe ze behooren. In hun stamboek komt dan onder het hoofd „apti
tudes particulières" de aanteekening „donneur universel de sang en vue de
la transfusion sanguine". In het zakboekje van den man wordt dezelfde aan
teekening gesteld. De houders dezer aanteekening worden gedurende hun
actieve dienstperiode driemaandelijks nagekeurd om te zien of ze nog steeds
aan de gestelde eischen voldoen, en de verlofgangers zoo vaak daartoe
toevallig de gelegenheid bestaat. Iedere gever, die niet meer aan de ge
stelde eischen voldoet, of die zich niet meer aan het periodieke naonder-
zoek wenscht te onderwerpen, wordt onverwijld geschrapt en de betrokken
korpscommandant draagt zorg, dat op 's mans stukken de aanteekening
gesteld wordt „cesse d'être donneur universel de sang en vue de la trans
fusion le(datum der beslissing).
De officier van gezondheid die een bloedtransfusie voor een zijner pa
tiënten noodzakelijk acht, wendt zich tot het laboratoriumhoofd, dat met
het bloedgroepenonderzoek belast is. Deze laatste roept in urgente gevallen
per telefoon, of anders per brief het noodig geoordeelde aantal gevers op
uit een van de korpsen, die voor wat betreft de organisatie der bloed
transfusiediensten onder hem ressorteeren.
In oorlogstijd wordt de zaak echter gecompliceerder. Het zal dan dikwijls
moeilijk, ja onmogelijk zijn de beschikking te krijgen over gevers van den
troep, terwijl deze laatsten bovendien vaak door uitputting ten gevolge van