aan te vallen. En nog wel op een terrein, dat NAPOLÉON gedu
rende 14 dagen had kunnen bestudeeren en uitkiezen. Waarom
die onverklaarbare haast? Waarom niet gewacht op de 100.000
man van aartshertog KARL, welke binnen afzienbaren tijd aan
getrokken hadden kunnen worden? Of op de Pruisen, die zelfs
na Austerlitz nog bereid waren om met 100.000 man te steunen?
Of waarom niet Bennigsen aangetrokken, die met een sterke groep
in Silezië stond? Dat alles is slechts te verklaren uit een volkomen
onderschatting van zijn tegenstanders NAPOLÉON en het Fran-
sche leger, en een groote overschatting van eigen capaciteiten.
Aldus begon in den morgen van 2 December 1805 de drie-keizer-
slag bij Austerlitz. Tactisch van groote waarde als schoon voor
beeld van de manoeuvre gevolgd door eene frontale doorbreking,
is het hier niet de plaats om details van dien slag te verhalen; de
lezer bestudeere hem uit de vele speciale bronnen. Na 4 uren was
de slag beslist en het vereenigde Oostenrijksch-Russische leger
volledig verslagen: 8.000 dooden, 15.000 gewonden, 23.000 gevan
genen, 180 vuurmonden vormden de uitkomst. Nog nimmer had
NAPOLÉON een zoo volkomen overwinning bevochten als bij
Austerlitz, en had hij als strateeg en tacticus zulke uitstekende
dingen verricht. Toch is het goed om hierbij te bedenken, dat hij
deze geweldige resultaten in hoofdzaak te danken heeft gehad aan
de enorme fouten van zijn tegenstanders. En zoodra dat anders
ging worden, NAPOLÉON met zijn volksleger niet meer streed te
gen keizers en koningen, maar ook tegen volkslegers, begon zijn
succes te verminderen.
Einde 1805 schitterde NAPOLÉON's ster met een verblindend
licht; van dat tijdstip af begon zij te verbleeken, welke groote
daden hij daarna ook nog deed, om in 1814/15 voor goed te ver
duisteren.
De Vrede van Preszburg kostte Oostenrijk 140 millioen guldens
schatting, Italië en Tirol. Met Rusland werd geen vrede gesloten,
zoodat met dat land de oorlogstoestand bleef bestaan, al trok het
Russische leger naar zijn land terug.
Zooals na eiken veldtocht wachtten NAPOLÉON bij zijn terug
keer op 26 Januari 1806 in Parijs de noodige moeilijkheden; ditmaal
waren het vooral een financieele crisis en het Jodenvraagstuk.
Vier maanden was hij afwezig geweest, met groot succes had hij
gestreden, al was de definitieve vrede geen stap nader gekomen:
oorlog met Rusland, met Pruisen op gespannen voet, Oostenrijk
verbitterd, de Engelsche blokkade strenger dan ooit, en zijn Rijk
dat zich steeds maar uitbreidde, om leiders riep, die hij niet had;
in het moederland alles weer in de war; dat moest zelfs dezen
mensch te zwaar worden.
De financieele crisis was zeer ernstig; de metaaldekking van de
Banque de France bedroeg IV2 millioen tegen 72 millioen papier,
wat leek op een bankroet; op de begrooting was een tekort van
305