1. VELDHEEREN
door
G. Th. SLOTHOUBER,
Gep. Kolonel der Artillerie.
(Vervolg. Zie I.M.T. 1936, Nr. 2).
IV. NAPOLÉON BONAPARTE (Vervolg).
M. Keizer der Franschen.
De aanslagen tegen NAPOLÉON's leven volgden elkander
regelmatig op. En de laatste, eindigende met de executie van den
Due d'Enghien, was tevens de laatste impuls welke NAPOLÉON
behoefde om den Franschen troon te kunnen bestijgen.
In het parlement was de oppositie allengs in kracht toegenomen,
waardoor de invoering van nieuwe regelingen op staatkundig
gebied meer en meer werd bemoeilijkt. Daarom besloot NAPO
LÉON de parlementaire organen van zijn tegenstanders te zui
veren. Een elegante oplossing van deze operatie was wel zeer
moeilijk te vinden. Volgens de grondwet zou het eerste vijfde deel
der leden van het Corps législatif en het tribunat in het jaar X
worden vernieuwd; en die vervanging werd nu niet verkregen
door loting, omdat dan ook een deel van NAPOLÉON's aanhangers
zou kunnen uitvallen, doch door alle parlementsleden herkiesbaar
te stellen, en dan vier vijfde deel der nieuwe organen uit de oude
leden te nemen (waarbij dan natuurlijk de ernstigste tegenstanders
zouden worden uitgeschakeld).
289
Masson h geeft van het dientengevolge veroorzaakte gekonkel om
een plaatsje onder de zon een pittig beeld, dat ik den lezer niet gaarne
zou onthouden:
„Tout de suite, le sénat se met a l'oeuvre et scrutine. II faut des
„ballottages a 1'infini, car il s'agit de se mettre d'accord sur Vingt
„tribuns, soixante législateurs a écarter et a écarter et a remplacer.
„II pleut des candidatures et autour de chacune des brigues s'organi-
„sent. La place de tribun est benne, elle rapporte 15000 frs; celle de
„législateur, 10000: cela est enviable. On se refuse d'autant plus a les
„perdre que, d'ailleurs, on a moins de ressources; le personnel du
„corps législatif et du tribunat est étrange: beaucoup de prêtres
„défroqués, d'anciens conventionnels obscurs; puis des employés des
„ci-devant commissions révolutionnaires, du bas monde anonyme qui
1) Masson, Napoléon et sa familie, Tome II, blz. 104 e.v.