tredende eigen karakter van den modernen oorlog, aandacht en
zorg besteed aan de voorbereiding van de staatsmobilisatie, zonder
dat evenwel hare eischen en de aan die voorbereiding verbonden
consequenties den betrokken instanties reeds in haar vollen om
vang duidelijk voor oogen stonden. Tot een volledig georganiseer-
den opzet van en een doelbewust streven naar een volledige
nationale oorlogsvoorbereiding is het in de neutrale landen ge
durende den wereldoorlog niet gekomen en na het sluiten van den
vrede was de oorlogsmoeheid over de geheele wereld zoo groot,
dat ook in de voormalig oorlogvoerende landen, althans geduren
de eenige jaren, geen belangstelling voor dat vraagstuk meer
bestond. De consolidatie van den vrede van Versailles en de orga
nisatie van den wereldvrede door middel van volkenbond en
ontwapening vroegen en hadden ieders aandacht.
Democratie, pers en publieke meening vormden aanvankelijk
machtige hefboomen ter bevordering van de vredespolitiek,
doch
de vrees van Frankrijk en zijn kleine bondgenooten voor het
geketende Duitschland,
de bepalingen van de vredesverdragen ten aanzien van de op
gelegde schadevergoedingen en de verdeeling van de koloniën,
de regeling van de betaling van de oorlogsschulden tusschen
de voormalige gealliëerden,
de Oost-Aziatische politiek van en de verovering van markten
door Japan en
de Russische Sowj et-huishouding en buitenlandsche politiek
waren de belangrijkste factoren, waarop volkenbonds- en ont-
wapenings-politiek moesten vastloopen en zij vormden tevens voor
het grootste deel de klippen, waarop het herstel van gezonde eco
nomische verhoudingen moest stranden, zonder welke evenwel een
uitwendige veiligheid scheppende volkenbondspolitiek en bewa
peningsbeperking niet zijn te verkrijgen.
De aan de mislukking van de vredespolitiek verbonden conse
quentie was voor de groote en machtige staten gemakkelijker
te aanvaarden dan door de kleine, vooral indien door de laatste een
zelfstandige politiek van neutraliteit werd gevolgd. Logisch was
dus, dat verschillende groote staten het eerst overgingen tot het
treffen van maatregelen, welke in strijd waren met de behartiging
van een zuivere volkenbondspolitiek en welke zoo noodig gepaard
gingen met veronzijdiging van de democratie, het aan banden
leggen van de pers en bewerking van de publieke moraal, terwijl
daarnaast groepen van kleine en tweederangs staten bleven ijve
ren voor ontwapening en het krachtig maken van den volkenbond,
daarbij ook den juisten weg aangevend door het aanwenden van
pogingen om tot een economische samenwerking te komen (als
voorbeeld van een dergelijke poging gelde de economische con
ferentie te Genève in 1927 onder voorzitterschap van Dr. H. Colijn).
310