Ik stem dan ook geheel in met de meening van Majoor de Jongh, dat die voorbereiding als een regeeringsaangelegenheid van zoo- danigen aard dient te worden beschouwd, dat het niet juist moet worden geacht de zorg en de verantwoordelijkheid daarvoor in handen van een bepaald departement te leggen. Vorming van een alles omvattende organisatie, een leidinggevend centraal orgaan, waarin de hoogsten van den lande zitting hebben en waaraan toegevoegd een permanent secretariaat, komt ook mij als de meest juiste oplossing voor. Doch ik kan niet inzien, waarom na de opstelling in groote lijnen van een bepaald bouwplan voor de staatsmobilisatievoorbereiding, hetgeen ongetwijfeld op korten ter mijn zal kunnen geschieden door eenige personen met kennis van de eischen der staatsmobilisatie, van de ambtelijke constellaties en van de organisatie van het maatschappelijke bedrijfsleven, het centrale orgaan niet onmiddellijk aan de hand van het ontworpen plan doeltreffend zou kunnen worden samengesteld. Waarom daar mede zou moeten worden gewacht tot een geleidelijk tot ontwikke ling gekomen voorbereiding zou zijn bereikt (blz. 278 van het orgaan), is mij niet duidelijk en ik verwacht zelfs, dat die geleide lijke ontwikkeling op die wijze niet zal worden verkregen. Of heeft het Departement van Defensie al niet reeds jaren lang tever geefs naar een zoodanigen gang van zaken gestreefd, voor zoover die althans mogelijk was onder de eerder beschreven omstandighe den? Juist een van den aanvang af breed opgezette organisatie met een deskundige bezetting van het secretariaat schept de mogelijk heid om aan de hand van het ontworpen bouwplan de zoo ge- wenschte en noodzakelijke homogene samenwerking te verkrijgen, waardoor bovendien veel van den reeds verloren geganen tijd kan worden ingehaald en al dadelijk te juister plaatse de noodige belangstelling voor den te verrichten arbeid wordt gewekt. Nu moge voor een deel het evenvermelde verschil van inzicht wellicht zijn oorzaak vinden in het feit, dat de ambtelijke orga nisatie en de maatschappelijke structuur in Nederlandsch-Indië een eenvoudiger karakter dragen dan in het moederland, door slaggevend voor de bepaling van de wijze, waarop de staatsmobili satievoorbereiding zal zijn terhand te nemen, zullen deze factoren toch niet mogen worden genoemd. Het belangrijkste element ter zake vormt het plan zelf en dat biedt voor iederen staat of elk afzonderlijk tolgebied zijn eigen bijzondere om oplossing vragende moeilijkheden. Het is verleidelijk om aansluitend aan de voorgaande opmerkin gen te dezer plaatse een poging te wagen een plan voor de staats mobilisatievoorbereiding van Nederlandsch-Indië in een bepaalden vorm te gieten, doch zulks ligt buiten het bestek van dit opstel. Wellicht doet zich binnenkort de gelegenheid voor daaraan een afzonderlijk artikel te wijden. Thans zij daarom volstaan met te trachten in groote lijn een omschrijving te geven van hetgeen met 313

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 27