3. HET VUREN OP VLIEGTUIGEN MET MITRAILLEURS (II).
(met teekeningen achterin dit nummer)
door
J. P. MOQUETTE,
Kapitein der Infanterie.
(Slot. Zie I.M.T. 1936 nr. 3).
Wij hebben gezien, dat bij de elementaire richtmethode de
bestrijding van vliegtuigen door de mitrailleurs geschiedt door
deze doelen, zoolang zij binnen schootsbereik zijn, onafgebroken
met vuur te achtervolgen. Daartoe moest worden gestrooid tus-
schen een minimum voorhoudsafstand nul) en een maximum
voorhoudsafstand, waarbij in iedere „strooigang" trefkans wordt
verkregen gedurende een klein deel van den totalen duur van
zóó'n strooigang (zie art. 222 V.S. Mitr.). Wij zullen thans over
gaan tot de beschouwing van
De volmaakte richtmethode.
Art. 223 (1) geeft aan, dat de volmaakte richtmethode het ver-
hoogen van de trefkans beoogt door het vliegtuig gedurende een
zoo groot mogelijk gedeelte van den vuurtijd in het nuttige gedeelte
van den bundel te houden. Zulks wil men bereiken door de grenzen
van den te kleinen (nl. NUL) en van den te grooten voorhouds
afstand meer dan het benoodigde maximum), naar elkaar toe
te brengen. Dat wil dus zeggen, dat het moment van den juisten
voorhoudsafstand van twee kanten uit wordt benaderd en daar
door nauwer begrensd wordt dan zulks het geval was bij de ele
mentaire richtmethode. De bedoeling hiervan is natuurlijk duide
lijk eerstens wordt hierdoor een belangrijke tijdwinst verkregen
en tweedens tevens een aanzienlijke munitie-besparing, waardoor
naar verhouding een veel hoogèr trefferpercentage kan worden
bereikt dan bij de elementaire richtmethode, waarbij in iederen
strooigang immers een groot gedeelte der kogels achter- of vóór
het vliegtuig langs gaan, door de bij die methode onvermijdelijke
véél te kleine en véél te groote voorhoudsafstanden welke gebe
zigd moeten worden.
Om dit duidelijk te doen uitkomen zullen wij het volgende
voorbeeld beschouwen, waarbij wij de resultaten van beide metho-
316