medewerking bij de uit- of doorvoering van het algemeene plan j. de zich zelf gestelde taak met dezelfde energie en doortastend heid uitvoeren als die, welke door de hoogere bevelvoering is opgdragen k. zich in het bijzonder hoeden voor geestelijke passiviteit. Hieruit blijkt wel, wil men de bovengenoemde kwaliteiten bij de onder-aanvoerders verwachten, hoe noodzakelijk het is, dat naast het ontwikkelen van de „beroepseigenschappen" en de discipline in engeren zin de opleiding ingesteld dient te zijn op het aankweeken van het juiste begrip en de toepassing van het initiatief. Ook BALCK 1) onderschrijft het belang van de vredes- opleiding ten aanzien van de toepassing in oorlogstijd van het initiatief. „Die Bedingung der Selbstandigkeit liegt in der Frie „dens-erziehung der Führer, dann in dem Charakter und der „militarischen Schulung der Persönlichkeit begründet." Een juiste opleiding in dien geest brengt ongetwijfeld vele en groote moeilijk heden met zich mede, vooral bij het lagere kader, te meer waar volgens het gehouden onderzoek van DR. VAN LIENDEN 2) op grond van andere eigenschappen het geschikste kader tot het phlegmatische type dient te behooren. Doch afgescheiden nog van deze temperaments-eigenschap, doet zich nog een andere moeilijkheid voor. Immers, voor de techni sche uitvoering van zijn werk dat vooral in de lagere kaderran gen het grootste gedeelte van den arbeid uitmaakt dient de opleiding in de eerste plaats gericht te zijn op een bepaalde auto matische reactie vele handelingen dienen zonder meer als „re flex" te worden uitgevoerd. 3) In verband hiermede halen wij het „Reglement de l'infanterie, Deuxième Partie, Combat" nogmaals aan en wel punt 107, 6e alinea „Chez le soldat, l'unité de doctrine „se traduit par des réflexes, qui sont créés par l'instruction et qui „commandent ses actes au combat. Pour les chefs, les réflexes ne „suffisent plus le jugement et la décision sont nécessaires pour „réaliser les intentions du Commandement." Aan den eenen kant dus de voor de technische gevechtsvoering noodzakelijke „reflexen", aan de andere zijde het welbewust han delen van den onder-commandant, die zich voor onvoorziene om standigheden ziet geplaatst. Aan beide zijden ligt oefenstof opge hoopt. De „kunst van ongehoorzaam zijn" kan men zijn onderge schikten niet leeren, juist omdat het een „kunst" is maar wèl kan men hen bijbrengen den onvermoeiden geest van activiteit, 336 1) Balck. Taktik. Band III, C III. 2) Dr. H. J. H. van Lienden Bijdrage tot de typologie van den militair. I.K.V. nr. 78. 3) Zie ook „De gevechtsopleiding van het Leger" door C. Giebel O.N.I. O.V. 1934 nr. 10).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 52