sluitend te wijten aan de passiviteit van den betrokken Franschen bevelhebber. „C'est de la chance et rien de plus" zegt de historicus BONNAL Ook in dit licht meen en wij, dat het optreden van VON KLUCK tijdens den Duitschen opmarsch in 1914 (zie hiervoren in Hoofd stuk III) moet worden bezien. Ook VON KLUCK heeft tijdens den opmarsch gelegenheid gehad van gedachten te wisselen met het Groote Duitsche Hoofdkwartier om van zijn inzichten te doen blijken. Waar hem van deze zijde positieve bevelen werden gege ven, bevelen, welke niet in de lijn waren van zijn eigenmachtig optreden, had men toch mogen verwachten, dat de generaal zich eerder dan thans is geschied, had weten te richten naar de direc tieven van de Oberste Heeresleitung. Een beroep op de omstan digheid, dat VON KLUCK wellicht het beste van verschillende leger-aanvoerders doordrongen was van de SCHLIEFFENSCHE manoeuvre, gaat toch niet meer op, wanneer het oppercommando doorslaande bewijzen geeft, dat het de operatie in andere banen geleid wil zien? Geldt hier niet het woord van FOCH: „Un géné- „ralissime seul faisant de l'art, de la stratégie au sens complet du „mot, tous les autres ne faisant que de la tactique, de la prose"? Al heeft de generaal VON KLUCK het bij het rechte eind gehad, al moge dan zijn strategische zienswijze als de juiste worden beschouwd, toch hadden n.o.m. de door de Oberste Heeresleitung gegeven bevelen niet gesaboteerd mogen worden. Waar blijft, indien men deze opvatting sanctionneert, onder de gegeven om standigheden de verantwoordelijkheid van den oppersten chef tegenover land en volk voor de gevoerde operatiën Hoe moet deze hooge functionnaris zich wel gevoelen, indien hem uit de practijk is gebleken, dat de door hem gegeven bevelen niet worden nagekomen, indien een onder-aanvoerder daarmede niet kan in stemmen en zonder meer een ander, hem juister voorkomende operatie, in de plaats stelt en deze uitvoert En krijgen de woor den „in het raam van de gedachte operatie" een niet zeer overdre ven interpretatie, indien men dit initiatief met een beroep op het Schlieffensche plan wil verdedigen, terwijl de positieve bevelen een andere richting aangaven Ten slotte nog een enkele aanhaling betreffende de redactie van bevelen voor wat betreft de initiatief-kwestie. De „Instruction sur I'organisation et le fonctionnement des états-majors en campagneuitgave 1927 vermeldt in punt 131, 2e alinea „Le Chef qui les donne (les ordres. S.) ne doit pas lais- „ser a ses inférieurs la charge de prescrire les mesures dont la „responsabilité lui incombe normalement. Par contre, il évite d'en- „traver leur initiative en précisant les moyens d'exécution." 343

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 59