Het Nederlandsche Voorschrift Velddienst", Deel I (uitgave
1934) en op overeenkomstige wijze de Nederlandsche Gevechts
handleiding, punt 12, schrijft omtrent de bevelen voor „Een bevel
„moet in stellige bewoordingen zijn vervathet behoort, zonder
„dat aan de duidelijkheid schade wordt toegebracht, zoo kort
„mogelijk te wezen en zich te beperken tot hetgeen de ondercom-
„mandanten noodzakelijk moeten weten voor de vervulling van
„hun taak."
In het boekwerkje „Over militaire opvoeding" vinden wij nog
vermeld
„Het gevoel van verantwoordelijkheid gaat onvermijdelijk samen
„met het initiatief.
„De meerdere behoort zijne bevelen zoodanig in te kleeden, dat
„elke twijfel, wie de verantwoordelijkheid der uitvoering zal dra-
„gen, uitgesloten is. Hij moet onder alle omstandigheden toonen
„zich bewust te zijn van zijn meerderheid evengoed als van de
„verantwoordelijkheid, die daaruit voortvloeit en met karakter
vastheid toonen, om van zijne ondergeschikten absolute plichts
vervulling te verkrijgen."
Ten slotte punt 10 van het A.T.V.I.: „Ingrijpen in de bevoegd
heid van ondergeschikten schaadt hun verantwoordelijkheids-
„besef en daarmede hun zelfvertrouwen. De vrijheid van handelen
„met betrekking tot de wijze van uitvoering van eene opdracht
„mag alleen worden beperkt, voor zoover zulks noodzakelijk is
„ter verzekering van den samenhang in de handelingen van het
„geheel".
Uit de hierboven aangehaalde artikelen komt duidelijk de ten-
denz naar voren in de van hoogerhand gegeven bevelen geen dé
tails, behoorende tot de bevoegdheden van de ondercommandan
ten te behandelenm.a.w. geen beknotting van het den ondercom
mandant rechtens toekomende initiatief. Dat zulks uiteraard niet
mag leiden tot een slordige en onvolledige bevelstechniek, spreekt
van zelf. Is dus eenerzijds bij den vorm van het bevel het „soignez
les détails" gewenscht, anderzijds moet de commandant zich zelf
een rem aanleggen, waar hij op het terrein van den betrokken
onderaanvoerder komt. Uitzondering hierop vormen wederom de
bevelen uit de stellingoorlog-practijk, waar weken en vaak maan
den van voorbereiding waren uitgetrokken om een voorgenomen
actie pas voor pas te bestudeeren en voor te bereiden hierbij was
juist een regeling van alle détails door den betrokken commandant
noodzakelijk.
De voorschriften geven in vele gevallen de lijn aan, waarin
bevolen moet worden. Zoo mag een initiatiefrecht van den onder
commandant als genoemd in punt 10 van het A.T.V. niet worden
beknot, mag een typische initiatief-beperking, als genoemd in het
G.V.I. punt 135 niet worden opgeheven. Ook hierbij geldt het we-
344