plaats vinden, waarin de conclusies uit de voorgaande hoofdstuk ken, in het kort weergegeven, zijn terug te vinden. Men vergete echter nimmer, dat voor zulke teere, op het terrein van de ab stracte militaire wetenschap liggende vraagstukken, geen alles- zaligmakende recepten zijn te geven; slechts richtlijnen en aan bepaalde normen gebonden regels zullen hierbij de richting moe ten bepalen, waarin de oplossing dient te worden gezocht. Hetgeen overigens ook slechts de bedoeling van dit artikel is geweest. Stellingen. I. Het initiatief van den onderaanvoerder omvat het zelfstan dig nemen en het uitvoeren van een besluit onder om standigheden, welke niet van te voren bij de bevelsuitgifte konden worden voorzien, hetzij zonder nader bevel van den opdrachtgever af te wachten, dan wel in afwijking of zelfs in strijd met de ontvangen opdracht, doch steeds in het raam van de gedachte operatie. II. In den loop van de krijgsgeschiedenis heeft het initiatief van den ondercommandant zich uit het „niet" ontwikkeld tot een recht en is ten slotte als een plicht opgelegd. III. Het op het goede oogenblik en op de juiste wijze toegepaste initiatief, is een beginsel van bevelvoering. IV. Een juiste opvatting van discipline stelt het te rechten tijde ontwikkelen van het initiatief als eisch. V. Het initiatief van den ondercommandant is een verschij ningsvorm in de troepenaanvoering op de slagvelden van de laatste eeuw. Naarmate de legermachten grooter zijn ge worden, de omvang van het operatie-terrein zich heeft uit gebreid, is het voor de leiding onmogelijk geworden zich onophoudelijk een juist beeld van den oogenblikkelijken toestand te maken, weshalve de behoefte aan het initiatief van de ondercommandanten naar voren is getreden. VI. De huidige motoriseering en mechaniseering in de legers zal tengevolge van de daardoor ontstane snelheid van actie en de daarmede verband houdende sterk wisselende gevechts omstandigheden, groote behoefte hebben aan initiatief- krachtige aanvoerders. VII. In bedekte terreinen zal, ten gevolge van de onoverzichtelijke gevechtsvoering en de daardoor zeer moeilijke troepenlei ding, veel moeten worden overgelaten aan het initiatief van de onder-aanvoerders. VIII. a. Bij het uitvoeren van een opdracht moet steeds in de eerste plaats getracht worden het in de opdracht beoogde doel met alle energie en met al de ter beschikking staande middelen, te bereiken. 346

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 62