voornamelijk prijs stellen op goede geestvermogens, flinkheid,
marschvaarigheid, enz. en minder streng letten op de eischen, te
stellen aan het gevoel voor tucht, terwijl weer een ander krachtens
zijn natuurlijken aanleg, aan het laatste de allerhoogste waarde
hecht met neiging tot verwaarloozing der andere eischen, als aan
dat, wat hij het voornaamste acht, in hooge mate wordt voldaan.
Bijgaande voorbeelden toonen aan hoe ook dit feit in de beoordee
ling der recruten wordt verdisconteerd.
1. Als boven.
De soldaat, enz.
is een onverschillig type, brutaal en gezagsschuw van
aard, alleen door de angst voor ontslag in het gareel blijvend, maar
niet in staat om onder moeilijke omstandigheden zich volkomen
te beheerschen. Zijn klassecommandant (sergtwas
niet uitgesproken ontevreden over hem, doch dit moet worden
toegeschreven aan het feit, dat juist deze speciale eigenschap niet
zóó tot genoemden klassecommandant spreekt, en hij het zwaar
tepunt van zijn beoordeeling meer op andere eigenschappen legt.
Typologisch werd hij gerangschikt als „Nerveus" met als cijfer
voor algemeenen indruk „56".
Nijmegen, enz.
2. Als boven.
De cavalerist 2e klasse, enz.
is wat men noemt „een goeie jongen" zeer onderworpen
en gewillig, die alles op alles heeft gezet om uit zijn ellendigen
toestand in de burgermaatschappij vandaan te komen en naar
Indië te worden uitgezonden.
Hiermee is ook echter alle goeds gezegd, wat met eenige moge
lijkheid over hem naar voren is te brengen. Hij is uiterst dom,
(heeft na 3 maanden aanwezigheid bij de K.R., waarin steeds
extra zorg aan hem is besteed, nog steeds geen kans gezien de
eenvoudige stof te verwerken, die anderen in een maand tot hun
geestelijk eigendom maken), maar wat erger is toont hij boven
dien een slap karakter, dat hem tot een willoos slachtoffer maakt
van ieder, die hem wil exploiteeren.
De klassecommandant (sergtis nogal over hem te spre
ken, wat echter hoofdzakelijk moet worden toegeschreven aan
zijn onderworpenheid en dociliteit, welke eigenschappen oneven
wichtig grooten invloed bij de beoordeeling van dezen klassecom
mandant plegen uit te oefenen.
Met volle waardeering voor deze goede eigenschappen, (waar
van ik evenwel nog niet eens de volle zekerheid heb, dat zij voor
100 tot zijn wezenlijk „ik" behooren, doch waarvan ik geloof,
425