b. centrale aanmaak van jukken en gasafsluitingen voor schuil
plaatsen. 1 brig. 2% dag met als hulptroepen gedurende 2 da
gen 2 man per k.gp. of gelijksoortige eenheid der bezettings
troepen.
c. hulp bij de inrichting van de Hp. V.P. en c.q. de bat.cop. 1 brig.
3 dagen.
d. verzorging van latrines, gemeenschappen c.q. hulp bij uitbrei
ding der hindernissen. 1 brig. 1 dag.
2. Taak van de burgerwerkkrachten.
a. kappen en aanvoer van hout en bamboe en aanvoer van de
overige materialen.
b. opruimingen op den vijandelijken oever.
ad. punt 4.
Het antwoord wordt gevormd door de teekening bijlage 2, waar
bij de lengtedoorsnede over den uitkijkpost wordt weggelaten.
Hierbij wordt vermeld: De uitkijkpost op den grond zal wegens de
terreinbedekking wel niet afdoende zijn weshalve tevens een uit
kijkpost in een boom wordt ingericht. Bij den bouw van onder
komens zijn de volgende beginselen doorgevoerd:
a. geen scherf vrije schuilplaatsen voor meer dan 4 man in voorste
lijn.
b. alle schuilplaatsen in voorste lijn zijn voorzien van bekleede
wanden.
c. centrale aanmaak van de moeilijke en voornaamste construc-
tiedeelen.
N.B. Hiermede is de beantwoording der vragen beëindigd.
NADERE TOELICHTINGEN OP DE PUNTEN 2 t/m 4.
In Europeesche voorschriften treft men algemeen de opvatting
aan, dat normaal in de strook der voorbataljons behoudens voor den
bat.cop. en de Hp. V.P. slechts kleine sch&rfvrije schuilplaatsen
worden toegepast voor meer dan 4 soms 6 man (zie o.m. Verzame
ling van pioniertechnische gegevens Ned. Leger 1935 blz. 222,
V.I.S. 1 blz. 150, Feldbefestigungsvorschrift I blz. 32). Nu behoeft
men uiteraard in onze verhoudingen en terreinen, die door verti
calen vorm en begroeiing vaak meer dekking bieden, dit voorbeeld
niet zonder meer na te volgen. In het beschouwde geval echter met
een ligging der hoofdweerstandslijn (rivieroever), die den vijand
spoedig bekend zal zijn, terwijl het terrein wel gezichtsdekking
doch in voorste lijn weinig vuurdekking biedt, wordt doorvoering
van genoemd beginsel voor de voorcien. niet overdreven geacht.
432