in elk metereologisch station was men vertrouwd met deze wijze van graphisch rekenen. Dit neemt niet weg, dat het principe voor uitbreiding vatbaar bleek en blijft en dat vele bestaande nomo- gi ammen vereenvoudigd zouden kunnen worden door diepere ken nis van de grondbeginselen. Om een overzicht te krijgen van de nomographie, beter nog van de mogelijkheden, die zij biedt ook bij het oplossen van militaire problemen, is het wenschelijk, de historische ontwikkeling na te gaan. Men komt zoo tot twee groepen van nomogrammen. Aansluitend bij de analytische meetkunde ontwikkelt zich eerst de groep der zoogenaamde „Cartesische nomogrammen" (abaques cartésiens) die in hun meest algemeene gedaante drie stelsels van gebogen en genummerde lijnen vertoonen, welke geconstrueert zijn op een Cartesisch coördinatenstelsel. Door een bepaald soort transformatie hierop toe te passen, kwam d Ocagne tot de studie van de tweede, grootere en meest bekende groep, die der schaalnomogrammen (abaques a points a ignes)Hierbij is geen Cartesiaansch coördinatenstelsel noodig zij vertoonen drie of meer rechte of gebogen schalen met deel- punten. De aflezing bij de cartesische- (of bundel-) nomogrammen ge schiedt door het getal te zoeken van de gebogen lijn, die door het snijpunt van twee andere gegeven gebogen lijnen loopt. De afle zing bij de schaalnomogrammen geschiedt door het getal te zoeken van de plaats, waar een rechte lijn, die twee gegeven punten op twee schalen verbindt, een derde schaal snijdt. De cartesische nomogrammen zijn gekenmerkt door: drie lijnen door één punt. De schaalnomogrammen zijn gekenmerkt door drie punten op één lijn. Met een c.n. kan men een wet tusschen drie, hoogstens vier ver anderlijken weergeven. Met een s.n. is het aantal veranderlijken onbeperkt. De ontwikkeling van het c.n. steunt op twee principes: 1° het uitvoeren van een berekening d.m.v. drie stelsels van lijnen. Dit denkbeeld is afkomstig van den Franschman Pouchet die in 1797 een vermenigvuldiging tot stand bracht door twee stel sels rechte lijnen (ruitennet) en een stel gelijkzijdige hyperbolen. 2° de zoogenaamde „anamorphose", die de gebogen en meestal moeilijk te teekenen kromme lijnen omzet in rechte. Dit denkbeeld werd geopperd door den Franschman Lalanne in 1842, en aanzien lijk uitgebreid door den Belg Massau in 1884. De ontwikkeling van het s.n. wordt beheerscht door het streven, het aantal veranderlijken steeds meer uit te breiden. In 1885 vindt Lallemand de graphische uitbeelding van een vergelijking met meer dan drie veranderlijken door het invoeren van hulpgroot heden en het construeeren van zeshoekige tafels. 451

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 61