473 laten schijnen. Kapitein Péricard kreeg toestemming te putten uit de werken o.a. van Maarschalk Pétain, Kroonprins Wilhelm van Pruisen, Generaal Rouquerol, Generaal Colin, Kolonel Grasset en Luitenant Werner Beumel- burg, den veroveraar van het werk Douaumont. Onder de medewerkers zijn er van alle rangen, terwijl van alle zijden gegevens welwillend ter beschik king werden gesteld. Des officiers de tous grades ont fourni leur contri bution a cette Histoire, mais la plupart des collaborateurs sont d'humbles combattants sous-officiers, caporaux, et soldats ceux-la mêmes qui ont veillé au crénau, lancé la grenade, servi le canon, assuré la liaison, soigné les blessés, manié la pioche, conduit l'attelage ou le camion. Zoo bevat dit boek een schat van levendige gevechtsbeschrijvingen met een groot aantal foto's en vele kaarten. Ook de officieele bescheiden zijn geraadpleegd, doch deze hebben slechts een deel van de stof kunnen leveren voor het algemeen historische raam. Het was den samensteller niet in de eerste plaats hierom te doen, doch om de sfeer, waarin de gebeurtenissen plaats vonden. Hij wilde vooral stof bijeenbrengen tot leering van den soldaat beneden den rang van de allergrootste legerbevelhebbers. Zoo heeft hij er naar gestreefd te boek te stellen hoe het gedrag van den mensch in het gevecht is geweest en hoe compagnieën, batterijen, bataljons, regimenten zich onder de beproevingen van het moderne gevecht hebben gehouden. De grootste verdienste van den schrijver acht ik, dat hij niet heeft ge schroomd er naar te streven den mensch in het gevecht voor te stellen zoo als hij is, met zijn goede eigenschappen, doch ook met zijn zwakheden. Zonder er een genoegen in te scheppen de begane fouten naar voren te schuiven, aarzelt hij toch niet te zeggen, wat er werkelijk is gebeurd. Hier verzwijgt hij dan wel de nummers der troepen en de namen der schuldigen, doch de gebeurtenissen zelf worden evenals de heldendaden belicht. Kapitein Péricard heeft zich niet schuldig gemaakt aan wat Plutarchus wordt ver weten, die alle fraaiigheden zou hebben aangedikt en de gebeurtenissen, waarover men zich behoorde te schamen zou hebben verzwegen en dus zou hebben gelogen. Er is nog wat, dat ik in het boek bijzonder waardeer. Als regel worden de feiten en de getuigenissen der strijdenden zonder commentaar gegeven. Doch meermalen ook volgt een persoonlijke beoordeeling van den samensteller of ook van officieren, die de gebeurtenissen konden volgen en tot oor- deelen bevoegd zijn. Als regel zijn de namen der medewerkers genoemd, doch er zijn ook enkele uitzonderingen. Daaronder is een „Commandant Pdie een groot deel van den strijd om Verdun heeft mede gemaakt en die belangrijke bijdragen aan het boek heeft geleverd. Deze zijn bijzonder lezenswaard, juist omdat zij vaak critiek geven op personen en hunne handelingen. Het is een boek, dat waard is door troepenofficieren te worden gelezen, omdat het als het ware door den troep zelf is samengesteld. Men voelt overal den klop van het troepenleven. Hier zijn geen geleerden aan het woord, bet is geen generale-staf-werk. Het is geen officieele uitgave, dat de offi cieele waarheid geeft en met uitgestreken gezicht en opgezette borst alle pijnlijke gebeurtenissen in het geheim archief achter houdt. Hier is de troep zelf aan het woord. Natuurlijk treft men wel hier en daar beschouwingen van tactischen en technischen aard aan, doch hoofdzaak is de moreele zijde van het soldaten- werk. Reeds in Augustus 1914 wordt deze opmerking gemaakt„Reeds treedt aan den dag het verschijnsel, dat gedurende den geheelen oorlog kon worden vastgesteldhet moreel is hooger naarmate men zich dichter bij het ge vechtsterrein bevindt." Het offensief a outrance wordt scherp veroordeeld „Deze eerste gevechten van het begin van den oorlog hebben bijna alle hetzelfde beeld onvoorzich tige aanvallen, die stranden op zorgvuldig gedekte mitrailleurs, een langer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 85