479 een zwaarder type, waardoor grootere gewichten kunnen worden gedragen (zwaardere pantsering) de snelheid varieert van 50 tot 70 km/uhet gewicht is beneden de 3 ton. Ook deze wagens zijn uitsluitend aan de wegen gebondenzij dienen tot ondersteuning van die genoemd sub 1. De sub 3 genoemde zware pantserwagens, welke meestal zijn bewapend met een kanon van klein kaliber en 1 mitr., hebben 3 assen waarvan de achterste twee worden aangedreven. De snelheid bedraagt 50 tot 60 km/u, het gewicht ongeveer 5500 kg. De bezetting bestaat uit 3 tot 4 man. De wagen is grootendeels aan de wegen gebonden, en vormt de ruggegraat van het pantserverband. De sub 1, 2 en 3 genoemde wagens zijn bestemd voor de verkenning op grooten afstand. In een volgend artikel zullen de pantserwagens voor de nabij verkenning worden besproken. La Revue d'Injanterie, Jan. 1936. La liaison entre l'infanterie et les chars au cours du combat. In dit artikel wordt de verbinding inf.-vewn. op het gevechtsveld aan een beschouwing onderworpen. S. vestigt er de aandacht op dat het nauwe verband, hetwelk moet bestaan tusschen de inf. en de bediening van de vewn., zich in de practijk zal beperken tot het gezichtsverband, een zeer wisselvallige vb. methode als gevolg van het beperkte uitzicht dat de bezetting der vewn. heeft en de moeilijkheden, welke de inf. („plaqué au sol") bij de waarneming zal ondervinden. Het gaat er om, dat de inf., welke door de automatische wapens tot stilstand is gebracht aan de vewn., welke haar passeeren, kenbaar kan maken waar de ondervonden weer standen zich bevinden. S. betoogt dat de oplossing van het vraagstuk werd gezocht in het gebruik van vuurpijlen afgeschoten door de „granadiers a fusil" van de secties van het voorste echelon. De geringe „dracht" van deze vuurwerkseinen was oorzaak dat hiermede het doelhet aanwijzen van de doelen, mede als gevolg van den invloed van den wind, niet werd bereikt. Voorts werden proeven genomen met lichtspoormunitie uit mitr. van de „base de feux" ook deze methode voldeed niet omdat de mitr. niet volkomen juist kunnen vaststellen door welke vij. mitr. nesten de aanvallende inf. onder vuur wordt genomen, terwijl bovendien de opstellingen van de eigen mitr. worden verraden. Het gebruik van lichtspoormunitie door inf. krom- baangeschut zal daarentegen op minder bezwaren stuiten. Volgens S. moet de oplossing van het vraagstuk in het gebruik van laatstgenoemde vb. middel worden gevonden. Vliegdienst. Luchtmacht Nr. 1. 1936, Buitenlandsche luchtmanoeuvres in 1935 door J. Barendregt. S. stelt bekend, tot welke conclusies men is gekomen n.a.v. de in 1935 gehouden luchtmanoeuvres in Engeland en Duitschland. Voor wat betreft die in Eng. (Juli 1935) luiden de conclusies als volgt a. De afweer van bomaanvallen wordt steeds moeilijker door de grootere hoogten waarop en de grootere snelheden waarmede de aanvallende nacht- bombardeurs vrijwel geluidloos kunnen naderen. De luchtwachtdienst wordt hierdoor grootendeels uitgeschakeld, terwijl ook de taak van de zin. belang rijk wordt verzwaard. b. De ja. vlgn., welke zijn opgesteld in de omgeving van het object en eerst na de meldingen van den lw. dienst opstijgen, hebben slechts geringe kans den vij. op te vangen. c. De afweermiddelen van den grond kunnen voor de verdediging geen beslissende beteekenis hebben. E.e.a. heeft in Eng. tot de volgende voorstellen geleid

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 91