480 Ie. Het nemen van meer uitgebreide maatregelen voor een goed function- neerenden luchtbeschermingsdienst. 2e. De invoering van een soort voorpostensysteem voor den ja.vlg. dienst, waarbij patn. ja.vlgn. ver vooruit doorloopend het luchtruim moeten bewaken. 3e. De verdediging meer actief te voeren, d.w.z. de verdediger moet den aanvaller met gv.vlgn. tegemoetvliegen en zelfs indien mogelijk offensief optreden door den vij. in eigen land op te zoeken en zijn vliegparken, vlieg velden, militair belangrijke punten enz. te verstoren. 4e. De leiding van de luchtverdediging niet te voeren van den grond, doch uit de lucht. Bij de Eng. luchtmanoeuvres (Augustus 1935) bleek het resultaat van de zin. verre van gunstig te zijn. De oorzaken hiervan waren a. Het weer was zeer ongunstig voor den verdediger. De zin. onder vonden veel hinder van een lichten nevel. b. De grootere snelheden van de moderne bommenwerpers, waardoor de fouten in de aan te brengen acoustische correcties bij de luistertoestellen toenemen en tevens de voor het zoeken beschikbare tijd verkleind wordt. c. De grootere hoogten, waarop de moderne bommenwerpers opereeren. Hierdoor is niet alleen de afstand van luistertoestel tot vlg. grooter, doch de aanvaller heeft meer gelegenheid om zich eenige honderdtallen m. met afgezetten motor te laten afglijden. Op deze wijze onttrekt hij zich aan den lichtbundel en moet daarna opnieuw opgespoord worden. d. Het gebruik van geluiddempers. Na afloop van deze manoeuvres is er op aangedrongen te zoeken naar een andere wijze van belichting van ldn. bij nacht, bijv. d.m.v. vuurpijlen, valschermlichten door patrouilleerende vlgn. uit te werpen. Men kwam tot de algemeene conclusie, dat de aanvaller bij nacht een goede kans heeft het object te bereiken. Het succes van den bomaanval kan belangrijk worden verminderd door een volledig doorgevoerde verduistering. Bij de D. luchtmanoeuvres (Sept. 1935) werden bomaanvallen bij dag gedaan in afd.verband op zeer groote hoogte. Deze aanvallen werden gesteund door aanvallen van laagvliegende vlgn. op de stellingen der ld.art. De hier mede verkregen resultaten leidden tot de conclusie dat een moderne bij. ld.art., op zichzelf een belangrijk object, te allen tijde afdoende door mitr. moet worden beveiligd. Luchtmacht Nr. 1. Luchtmacht en zeemacht, door kapitein J. G. W. Zegers. In bovengenoemd artikel houdt S. een krachtig pleidooi voor de uit landvliegtuigen bestaande slagluchtvloot als weermachtsorgaan voor Ned. Indië. S. betoogt dat wanneer Nederland in een Pacific oorlog wordt mede- gesleept van overheerschend belang is de verdediging van de olievind plaatsen (en in verband daarmede wellicht ook van kritieke punten op Java) dan wel de beheersching van de zeestraten. Voor beide taken is luchtmacht onmisbaar. Met nadruk wijst S. er op dat deze luchtmacht geen slagluchtvloot van zeevlgn. mag zijn, welke door het optreden van enkele lichte kruisers bescherming zou behoeven van licht bovenwater materieel en zich op baaien en inhammen moet baseeren, doch een slagluchtvloot van meermotorige landvlgn. op voldoende landwaarts-in gelegen en voldoende beschermde vliegvelden. Naast deze slagluchtvloot moet het zoogenaamde luchtwapen van de vloot staan bestaande uit vlgn., op de beschikbare oorlogs schepen medegevoerd en zeevlgn. voor de lange-afstandverkenningen op zee. S. noemt vervolgens de redenen waarom voor de slagluchtvloot door hem landvlgn. in stede van zeevlgn. worden gekozen o.m. a. Alleen bij gebruik van landvlgn. is het mogelijk in de lucht superieur te zijn tegenover over zee medegevoerde luchtstrijdkrachten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 92