582 Revue Militaire Suisse. Jan., Febr. en Maart 1936. „Tactique d'Infanterie. Un document inédit du colonel divisionnaire Sonderegger." S. gaat na in hoeverre de wapenindustrie er (in 1933) in geslaagd is de gevechtskracht van de inf. te verhoogen en daardoor haar afhankelijkheid van de art. te verminderen. Door de uitbreiding van de bewapening (machine pistool van 9 mm, mortieren Stokes, inf. kanon Bofors van 47 mm, Oerlikon- kanon van 2 cm en zelflaadgeweer Oerliekon van 2 cm) is de aanvalskracht echter weinig vermeerderd tegenover een verdediger, die de beschikking heeft over de zelfde middelen, omdat laatstbedoelde altijd het voordeel behoudt van betere opstellingen voor zijn wapenen. Het grootste gevaar voor de aanvallende inf. wordt veroorzaakt door de alleenstaande autom. wapenen van den verdediger, welke in het algemeen zeer goed gedekt zijn en bij verrassing het vuur openen. Het gaat er bij het ondersteuningsvuur dus om doelen te treffen, die of zichtbare punten zijn, of beperkte ruimten, waarin het vij. wapen zelf onzichtbaar blijft. In beide gevallen moet het doel sneller en zekerder kunnen worden vernietigd of geneutraliseerd dan de art. dat kan doen. Daarvoor is noodig een juistheidsschot en een evenzeer juist schot, dat een beperkte zone bestrijkt, bovendien is tegen gedekte doelen krombaanvuur noodig. Om de doelen snel te kunnen grijpen, moet men het schot kunnen waarnemen (niet te klein kaliber dus) en snel kunnen regelen zonder lange berekeningen. Een geringe lengtespreiding is daarbij voordeelig, die van de art. is te groot, want deze moet den directen steun opgeven, juist op het critiekste oogenblik. De doorschrijding van de laatste 300 m is het eigenlijke probleem van den aanval. Om na geslaagd binnendringen, de beweging te kunnen voortzetten en tegenstooten af te weren is een wapen met een geringe dieptespreiding onontbeerlijk. Het wapen zal in bijna alle omstandigheden over de eigen inf. moeten kunnen vuren, zonder voor haar gevaarlijk te zijn, verdekt zijn opgesteld met indirect vuur, geleid van een waarn.post Verder moet het wapen licht zijn, gemakkelijk op het gevechtsveld te vervoeren en te dekken, terwijl de mun. voorziening evenmin moeilijkheden mag opleveren. „Le but est de doter l'infanterie assaillante d'armes d'appui efficace, lui appar- tenant en propre (ingedeeld bij een gev.gp.!) et lui permettant de neutraliser les armes lourdes et automatiques ennemies jusqu a, disons, environ 100 m des premiers éléments de la défense Si l'on pouvait créer tout cela, l'équilibre des forces entre l'taque et la défense en serait profondément modifié. S. test vervolgens bovengenoemde wapenen aan deze eischen, en komt tot de „fusil a charge automatique de 2 cm", waaraan voor een nauwkeurig indi rect vuur slechts de affuit ontbreekt, hij acht een vuursnelheid van 50 sch./ min. voldoende en vermoedt dat de affuit niet zwaarder behoeft te zijn dan 65 kg, dat wordt totaal met het wapen 100 kg, gedemonteerd in 3 lasten te dragen door 6 man (over kleine afstanden door 3 man). S. verwacht dat „son feu peut continuer a battre les nids de mitrailleuses et de fusils ennemies jusqu'a ce que les troupes amies soient arrivées a trés courte distances, environ 100 m. Ook groote uitwerking tegen pantsers. Een aanval met lichte vew. is onmachtig tegen een troep die van een voldoend aantal van deze wapens is voorzien. Hierna behandelt S. de vraag of de cien. in voorste lijn in aanval en ver dediging met deze wapenen kunnen worden uitgerust en de wijze waarop het vuur geleid moet worden. Dank zij het groote kaliber van 2 cm is het mogelijk voor het inschieten ontplofbare projectielen te bezigen, waardoor in alle omstandigheden de aanslagen zouden kunnen worden waargenomen. (Kolonel Sonderegger vond het geen bezwaar dat daardoor in strijd met de Verklaring van St. Petersburg van 1868 zou worden gehandeld, omdat, zooals hij naïevelijk opmerkte, deze projectielen niet het doel hebben iemand te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 100