583 treffen, maar uitsluitend voor inschieten moeten worden gebezigd). De plaats van den vuurleider is bij den c. cdt. teneinde werkelijk a l'in- stant krachtig te kunnen steunen. De verbinding tusschen vuurleider en vuurorgaan wordt moeilijker naarmate de afstand tot den vijand geringer wcrdt. De te overbruggen afstand zal zelden grooter zijn dan 500 m en nimmer de 2000 m overschrijden; optische gemeenschap zal het snelst werken, is dit niet mogelijk dan de tf. en eindelijk de ordn. De vuurleider heeft slechts een eenvoudig instrument noodig voor het opmeten van den terreinhoek, de zijdel. hoek tusschen twee punten en het azimuth van een richting. Vervolgens ziet S. de vraag onder de oogen, welke organisatie zich het meest eigent voor het juiste gebruik van de verschillende wapenen, welke de inf. noodig heeft. Dit vraagstuk gaat in den grond der zaak om de verhouding tusschen vuur- en stootkracht. S. wil onderscheiden: een stoottroep, welke in den aanval bestemd is om zonder schieten tot aan de voorste vijandelijke afdn. te komen, dan een kort voorbereidingsvuur, de stormaanval, het handgemeen met bajonet en vuur, het opvangen van de te- genstooten, om daarna den aanval voort te zetten door de vijandelijke op stellingen heen; en in de verdediging tot taak heeft tegenstooten op korten afstand en bij verrassing met bajonet en vuur uit te voeren op den aanvals- troep, zoowel wanneer deze tot de voorste linie is gekomen als bij het verder doordringen (de beste bewapening voor den stoottroep acht S. het machine pistool) en een vuurtroep, in den aanval om met vuur te bestrijden al wat den eigen stoottroep het voorwaarts gaan bemoeilijkt, in de verdediging om den vijand door vuur het voorw. gaan te beletten en om alle vijandelijke vuurbronnen te bestrijden (bewapening: lichte kanonnen van 2 cm voor juistheidsvuur, Mitr. met beperkten munitievoorraad voor strooivuur op doelen van beperkten om vang, mijnwerpers tegen verborgen en goed gedekte doelen). Hoe nu deze verschillende deelen tot een organisch geheel samen te voegen? Om handelbaar te blijven en het vuur per eenheid te kunnen leiden, bij voor keur de vuurtroep niet sterker te nemen dan 4 stun, van 2 cm, 6 mitrn. en 3 mijnenwerpers. Iedere eenheid met voldoende vb.middelen om het vuur van eenigen afstand (max. 2 km) te leiden. De gevechtseenheid (vuur- en stoottroep) mag niet zoo groot zijn dat een nauwe samenwerking tusschen vuur en beweging niet gewaarborgd blijft. S. stelt voor den aanval een frontbreedte van 500 m, voor de verdediging het dubbele. In gunstige omstandigheden kunnen deze grenzen ver worden overschreden. Een voldoend aantal stootgroepen moet over het front kunnen worden verdeeld. S. acht 1 man per 5 m' noodig op het moment van het eerste handgemeen, d.i. per eenheid 100 man, waarbij nog 50 man om geleden verhezen te vervangen en nogmaals 50 man voor kader, gedetacheerden, zieken enz., dus totaal een stoottroep of wel een compagnie van 200 man! De gevechtseenheid wordt dus een „stootcie." van 200 man plus een groep van 13 zw. wapens. Aangezien de vuurkracht in beginsel meer achterwaarts en gedekt wordt opgesteld, zullen daarbij minder verliezen worden geleden dan bij den stoottroep; deze laatste moet dus nog een reserve buiten de eenheid hebben, vandaar dat het korps (bataljon) moet tellen 2 gevechtseenheden en 1 res. stootcie., alzoo 3 stootcien. en 2 groepen van zware inf. wapens. Uit opleidingsoverwegingen en m.h.o. op onderhoud van het materieel waren de vuurorganen in vredestijd te vormen tot een cie. van 2 cm-geschut, een cie. mitr. en een cie.mrt., iedere cie. te verdeelen in twee half-cien. Bovendien heeft het bat. nog een speciale eenheid noodig voor de bestrijding van vewn. en vlgn. dit kan een 2 cm stuk zijn op een zware affuit. Hoe verloopt de strijd? „Les armes lourdes ne peuvent plus être considérées comme une specialité; elles sont devenues partie intégrante de l'infanterie pour ne pas dire l'élément le plus important du combat d'infanterie". In den aanval volgen de zw. wapens achter de stootcie., dikwijls zullen deze wapens op 1 a 2 km van den vijand goede opstellingen vinden om vandaar den vijand onder vuur te nemen. De cdt. van de gevechtseenheid volgt zijn stootcie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 101