was, en een extra vermelding van dit feit dus als geheel overbodig beschouwd moest worden. Tot de 33 foutieve antwoorden behoorden de oplossingen van alle 18 candidaten, die ook de le vraag onjuist hadden beantwoord. Van de 15 anderen moesten er tijdens de verdere observatie 4 wegens onvoldoende bevattelijkheid worden ontslagen. De antwoorden op vraag 3. konden moeilijk in goede en foutieve worden gesplitst, daar verschillende oplossingen mogelijk waren, terwijl ook meerdere uitwerkingen, die wij niet voor onze reke ning zouden willen nemen, blijkens hun motiveering, toch aller minst als een bewijs van onvoldoende bevattelijkheid konden dienen. 98 candidaten gaven het meest voor de hand liggende antwoord, n.l. een ordonnans naar den compagniescommandant sturen met bericht, dat A. nog niet was aangekomen en blijkbaar ergens anders opgehouden was, en B. onder nadere goedkeuring zijn taak (schijvenloods) had laten liggen om eerst het munitiema gazijn te redden. Verschillende van hen wezen ook iemand aan om sergt. A. te zoeken, die misschien verdwaald was. 15 antwoorden behelsden dezelfde oplossing maar vergaten den ordonnans te sturen. 37 candidaten splitsten hun brigade in tweeën; één groep voor de schijvenloods en één voor het munitiemagazijn. Hiervan waren er 9, die niet om den ordonnans dachten en 6 die er wel om dachten maar hem meenden niet te kunnen missen. Geen van hen liet naar sergt. A. zoeken. 25 sollicitanten bleven aan hun eigen taak waarvan 22 zonder andere motiveering, dan dat hun de schijvenloods was opgedragen voor het vuur te vrijwaren en zij zich daaraan wilden houden; 12 van hen stuurden een ordonnans om het niet komen van A. te melden. Enkele lieten door een of meer manschappen sergt. A. zoeken. De andere drie, die zich niet van hun taak lieten aflokken, deden dit op grond van de volgende overwegingen: „De compagniescommandant gaf aan sergt. A. en B. voor taken, die oppervlakkig beschouwd in belangrijkheid mijlen ver uit elkaar liggen, een afdeeling van dezelfde sterkte. Als die schijvenloods, werkelijk niets meer dan een gewone schijvenloods was, zou de compagniescommandant daarvoor nooit een afdeeling van dezelfde sterkte hebben gegeven als voor het oogenschijnlijk zooveel belang rijkere munitiemagazijn. Dat de C.C. de afdeelingen toch van gelijke sterkte maakte, wijst er op, dat die schijvenloods veel meer is dan een doodgewone bewaarplaats van materiaal. Wellicht is daaronder een geheime munitiebergplaats of iets van dien aard. Ik blijf dus aan mijn eigen werk en stuur alleen een ordonnans". Natuurlijk was de woordkeus dezer drie oplossingen verschillend, maar in wezen kwamen zij op het bovenstaande neer. Hoewel 513

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 27