deze opvatting wel eenigszins ver gezocht en zelfs ietwat roman
achtig aandoet, getuigt zij toch van een zeer diep nadenken. Het
merkwaardige hierbij is, dat deze drie recruten later allen bleken
te behooren tot het temperamentstype der gepassionneerden. En
wanneer wij nu nagaan wat Heijmans en Wiersma in het algemeen
van dit type zeggen in hun „Beitrage zur speziellen Psychologie
auf Grund einer Massenuntersuchung" en wat Dr. H. J. H. van
Lienden in zijn door de I.K.V. gepubliceerde werken van dit type
zegt, dan zien wij dat een proef voor het nagaan van een bepaalde
eigenschap dikwijls zeer waardevolle gegevens verstrekt op ander
gebied, wat als toevallige bate dankbaar wordt aanvaard.
De overige 12 recruten gaven de meest uitéénloopende en ver
warde antwoorden. Eén ervan sloeg sergt. A. in de boeien, omdat
hij zoomaar stond te kijken, dat het munitiemagazijn verbrandde,
zonder iets te doen. De goede man had n.l. uit den laatsten zin van
gegeven 3 heelemaal niet de conclusie getrokken, dat het niet
werken aan het munitiemagazijn het gevolg was van niet aanwezig
heid van sergt. A.
Een ander ging er met zijn brigade hard van door, want nu er
niemand was om het munitiemagazijn te redden, zou dit wel gauw
in de lucht vliegen, en werden de rondvliegende stukken gevaarlijk
voor hem en zijn mannen.
Een derde ging met zijn heele brigade sergt. A. zoeken om hem
den weg naar het munitiemagazijn te wijzen.
Deze 12 behoorden allen tot hen, die ook vraag 1 en 2 foutief
beantwoordden en van hen heeft geen enkele den observatietijd
met vrucht doorstaan.
Ook de antwoorden op vraag 4 liepen zeer uitéén. De meeste
begrepen, dat het teveel tijd zou vergen een anderen sleutel te gaan
halen, temeer daar sergt. B. na het geven van de opdracht ergens
anders was heengerend. Meer nog dan vraag 3 gaf deze vraag
gelegenheid, naast de toetsing der bevattelijkheid gegevens te
verzamelen voor de typologie.
Zij, die, toen de sleutel niet paste, naar sergt. B. gingen zoeken
om den goeden sleutel te halen, bleken later nagenoeg allen te
behooren tot de niet actieve groepen (sentimenteelen, nerveuzen,
apathen, en amorphen)Een andere oplossing zou te veel van hun
energie hebben vereischt, dus kwamen zij vanzelf tot deze minst
van hen vergende uitvoering.
Verder bleek het meerendeel der sleutelzoekers meer speciaal
te vallen onder de primair functionneerenden der 4 niet actieve
groepen (nerveuzen en amorphen)Ook dit is logisch verklaarbaar.
De primair functionneerende met zijn arm onderbewustzijn ziet
zoo gauw geen andere oplossing, die niet te veel met zijn niet actie
ven aard in strijd komt, en zoekt den sleutel. De niet actieve
secundaire daarentegen ziet wel verschillende mogelijkheden
514