een laatste stelling worden ingenomen achter de K. DJAMBE,
welke van beteekenis zou kunnen zijn als opnamestelling. In het
N. wordt aanleuning verkregen aan een rawahstrook, terwijl voor
het front eenig schootsveld kan worden verkregen. Ook deze
stelling is in het Z. gemakkelijk te omtrekken, waartoe een sterke
re. gevechtsbeveiliging (b.v. Wr. 1) op den Z vleugel zal moeten
worden opgesteld.
Voorloopig neemt de Det. cdt. alleen een beslissing omtrent het
bezetten van de eerste en tweede stelling „welke gelijktijdig door
afzonderlijke troependeelen worden bezet en ingericht"
A.T.V. II 193
De gevechtsomstandigheden zullen verder van invloed zijn op
de te nemen beslissingen van den Det. cdt. t.a.v. de maatregelen,
welke bij de verdere vertragende actie mogelijk en noodig zullen
blijken.
3. Nadere toelichtingen op het besluit.
ad. punt 1.
Het ingenomen front is zeer breed A.T.V. II 190 (3) doch
in aanmerking dient te worden genomen, dat de open strooken
sawah tusschen de opstellingen geheel met vuur kunnen worden
bestreken, terwijl een krachtig flankeerend vuur voor de stelling
mogelijk isA.T.V. II 119 (2).
Door de gesteldheid van het terrein zullen pogingen tot omvat
ting zoowel in het N. als in het Z. althans voor grootere afdee-
lingen met zeer veel moeite gepaard gaan en een belangrijk
tijdverhes veroorzaken.
Indeeling in vakken is voor een goede bevelvoering, in het
bijzonder bij de vertragende actie, noodzakelijk A.T.V. II 69 (2).
ad. punt 2.
De algemeene reserve is zwak, hetgeen toelaatbaar is omdat een
ernstige vij. aanval niet wordt afgewacht, zij is echter noodzakelijk
om aan onverwachte omstandigheden het hoofd te kunnen bieden
en om ingeval de troepen uit de stelling bij dag moeten teruggaan
dit teruggaan te steunen. Zij zal zich in het algemeen tot de
verdediging bepalen en het terrein, waarin zij is opgesteld ter
verdediging inrichten A.T.V. II 107.
ad. punt 3.
Het gunstige geval is hier aanwezig, dat de voorpostenopstelling
in het N. aan een groote sawahvlakte is aangeleund in het Z. aan
een terrein, dat het optreden van sterkere vij. af deelingen ten
526