4. DE DIENST OP DEN COMMANDOPOST VAN HET BATALJON door C. G. J. TEERINK, Kapitein van den Generalen Staf. I. INLEIDING. De bevelvoering over een troepenmacht eischt zooveel rege lingen en voorzieningen, dat deze niet door den commandant alleen kunnen worden getroffen; de commandant wordt daarom in zijn taak bijgestaan door het noodige personeel, dat met hem te zamen den staf van h.et onderdeel vormt. Dit personeel heeft tot taak o. den cdt. te ontlasten van de zorg voor allerlei zaken van ondergeschikt belang b. de binnenkomende berichten, uitkomsten van verkenningen, waarnemingen, ondervragingen enz. zoodanig te verwerken,' dat hij zich een zoo zuiver mogelijk beeld kan vormen over den toestand, zoowel bij den vijand als bij de eigen troepen c. de door hem genomen besluiten in bevelen om te zetten (dit geldt voor eenheden grooter dan een bat. inf.), de bevelen en berichten te doen overbrengen aan degenen, voor wie zij bestemd zijn d. zorg te dragen, dat bij zijn tijdelijke afwezigheid de bevel voering ongestoord voortgang heeft (dit geldt voor bataljons en kleinere eenheden slechts in zeer beperkte mate). Het is duidelijk, dat naarmate een troepenmacht grooter is en uit meer wapens en diensten bestaat, ook de staf uitgebreider moet zijn. Bij een divisie, of een zelfstandig, uit verschillende wapens diensten bestaand detachement heeft men voor de bevelvoering en den dienst in de staven nog troepen en treinen toegevoegd, dit samenstel noemt men divisie- (detachements-) stafkwartier. Een divisiestafkwartier bereikt ongeveer een personeelsterkte van een compagnie infanterie. De staf van een niet gemengde eenheid zooals van een regiment infanterie kan veel kleiner zijn, maar komt zonder de verbindings sectie nog in personeelsterkte overeen met een sie. inf terwiil 536

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 52