Handiger is echter, met het oog op de coördinaten der snij punten, te schrijven x y cos (a /S) x y cos (a /3) daar hieruit oogenblikkelijk volgt In dit feit nu ligt de beteekenis van het nomogram, aangezien de formules der boldriehoeksmeting veelal een product van twee cosinussen, twee sinussen of twee tangenten te zien geven, welk product hier dus onmiddellijk af te lezen is als de abscis, de ordi naat of de richting van een snijpunt, x Liggen deze snijpunten bovendien op de diagonaal, die dus tot vergelijking heeft x y cos (a ft) 1 dan volgt hieruit a o, dus a ft. Voor elk punt van de diagonaal geldtde abscis cos 2a, de ordinaat sin2a, de richting tg2a, waarbij het bedrag van a in graden (c.q. in minuten) aangegeven wordt door het bijge plaatste getal. Projecteert men een snijpunt loodrecht op de X as, dan leest men daar een hoek y af de abscis van dat snijpunt (die gelijk is aan cos a cos /3 is dus cos y en men heeft zoodoende een graphische oplossing van de grond vergelijking van den recht- hoekigen boldriehoek: cos y cos a cos ft. Op gelijke wijze volgt uit de ordinaat sin y sin a sin /S. Projecteert men een snijpunt centraal vanuit den oorsprong, eerst op de cirkelboog met straal 1 en dan op de verticale, rechter cosinusschaal, dan vindt men tg a tg ft tg y cos v. met welke tweede formule men de geheele rechthoekige bol driehoeksmeting beheerscht, daar immers de regel van Napier zegt, dat, na de rechthoekszijden vervangen te hebben door de complementen, de cosinus van een der elementen gelijk is aan het product van de cotangenten der aanliggende of van de sinus sen der afliggende elementen (hieruit volgt, dat het aanbrengen van een sinus- naast een consinusschaal op het nomogram voor snel gebruik aanbeveling verdient). Maar niet alleen voor de rechthoekige, ook voor de scheef hoekige boldriehoeksmeting is het „sinus-nomogram" van nut. Een der meest gebruikte formules aldaar is toch de cosinusregel, die de grootte van een hoek leert vinden, als de drie zijden gegeven zijn. Het onpractische van dezen cosinusregel is, dat hij ongeschikt is voor logarithmisch gebruik en dus op de bekende wijze getrans formeerd moet worden tot de formules, die Euler in 1753 gaf. 546 x cos a cos y sin a sin /S.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 62