Hoewel deze opsomming nog voor uitbreiding vatbaar is, kan ze
zeker voldoende worden geacht om een indruk te geven van de
uitgebreidheid en de verscheidenheid van de in verband met de
staatsmobilisatie te beschouwen vraagstukken.
Dat de evengenoemde factoren inderdaad den vorm van de
staatsmobilisatie en hare voorbereiding beïnvloeden, moge uit de
hieronder volgende korte toelichtingen daarop nader blijken.
ad. a. (De sterkte van de gemobiliseerde weermacht aan perso
neel en hare uitrusting).
Naarmate de getalsterkte van de gemobiliseerde weermacht een
grooter percentage vormt van de totale bevolking, zal de voedsel
voorziening van leger en vloot een grooteren druk op het achter
land uitoefenen. Vergeleken met de verhoudingen, welke te dien
opzichte in de meeste andere landen bestaan, verkeeren wij dus
in Nederlandsch-Indië, mede in aanmerking genomen de alge-
meene voedselsituatie op Java, onder bijzonder gunstige omstan
digheden. Jammer genoeg kan evenwel niet hetzelfde worden
gezegd ten aanzien van de overige materieele voorzieningen en
aanvullingen. Of deze in voldoende mate kunnen plaats hebben,
hangt in de eerste plaats af van de industrieele productiecapaciteit
en den rijkdom aan grondstoffen van het achterland en voorts van
aanvoermogelijkheden uit het buitenland de bovengenoemde ver
houding der getalsterkten is hierbij een factor van tweede orde.
Van grooten invloed op den omvang der laatstbedoelde aanvullin
gen is de mate van mechanisatie en motorisatie van het leger,
alsmede de voortdurend grooter wordende verscheidenheid van
de wapensoorten en het stijgend munitie verslindend vermogen
daarvan.
ad. b. (Het systeem van weermachtsvorming).
Het zal ieder duidelijk zijn, dat met het grooter worden van het
contingent militieplichtigen in de te mobiliseeren weermacht de
invloed op de maatschappij van de mobilisatie dier weermacht
ingrijpender zal zijn en daarmede de in vredestijd voor te bereiden
maatregelen ter ondervanging van de desorganiseerende werking
daarvan op die maatschappij omvangrijker dienen te zijn. Op de
h.t.l. in dit verband bestaande bijzondere verhoudingen werd hier-
voren reeds gewezen. Deze factor krijgt daardoor voor ons een
eigen cachet.
ad. c. (De industrieele en agrarische ontwikkeling van het land,
het productiesysteem en de productiemogelijkheden)
Een landbouwstaat, die zonder in het bezit te zijn van een matig
ontwikkelde industrie den import van de benoodigde industrie-
557