576 zooals Horse-sickness (Pestis equorum) en trypanomiasis (Nagana). Zooals reeds werd vermeld kan Nagana een terugtocht of achtervolging voor bereden troepen onmogelijk maken. Gedurende den veldtocht in Oost-Afrika van 1916-'17 was het verlies aan paarden van Maart 1916 tot Januari 1917 practisch 100 per maand en van Maart 1917 tot na terugkeer in de garnizoenen was het verlies bij de Zuid-Afrikaansche bereden troepen tusschen de 30 en 40 per kwartaal. De hoofdoorzaken waren honger en gebrek, trypanosomen en zoo nu en dan runderpest, te oordeelen naar de verslagen in de Official History of the War. Hierbij dienen vermeld de slechte horsemastership en de slappe discipline, de speciale oorzaken, welke zooveel verliezen zullen veroorzaken bij de ongeoefende vrijwilligers in Australië. Enkele aanhalingen uit de Official History of the War geven speciale fouten aan, waartegen gewaakt dient te worden „Oost-Afrika Het technisch personeel (hoefsmeden, zadelmakers enz.) werd bij de bereden troepen als onnoodige last beschouwd. Zij werden geregeld bij de eerste gelegenheid thuis (achter) gelaten. Protest van den kant van den Regiments-paardenarts was niet alleen zonder succes, maar indien werd aangehouden, werden zijn transportpaarden voor andere doeleinden gebruikt." „Horsemanship en geschiktheid om werkelijk met dieren om te gaan waren maar droevig ontwikkeld hetgeen uit het navolgende voorbeeld moge blijken„Gedurende October 1916 werden 1720 paarden en muildieren van de remonte-depóts overgenomen en naar het front gebracht. Dit geschied de door personeel van den troep. De afstand was ongeveer 200 mijlen. Honderd vijf en vijftig dieren gingen onderweg verloren. Gedurende den zelfden tijd werden 2528 paarden en muildieren over den zelfden afstand naar het front vervoerd door remontepersoneel en ging er geen enkel dier verloren." „Op zekeren dag inspecteerde een hoofd-officier persoonlijk een groot aantal, wegens goedaardigen droes geïsoleerde paarden in een basis-depót. Hij zocht er 450 uit en zond deze tegen het advies van den verantwoordelijken paardenarts 250 mijlen langs den weg ter aanvulling van een brigade in front. Vijf en vijftig van deze paarden stierven onderweg en de rest werd bij aankomst onbruikbaar verklaard." Dergelijke voorbeelden waren er legio en het is juist tegen zulke daden, dat de M.D.D. en speciaal de oudere officieren dienen te waken, ten eerste om te voorkómen, dat deze geschieden en ten tweede om er voor te zorgen, dat indien zij plaats hebben er behoorlijk tegen wordt opgetreden, opdat herhaling uitgesloten is. Opdat zulk een actie zal slagen is het noodzakelijk, dat er bij eiken staf van groote troepeneenheden, zoowel in het hoofdkwartier van het veldleger als aan het Departement van Oorlog een paardenarts is verbonden, met wiens adviezen terdege rekening dient te worden gehouden. De Zuid-Afrikaansche oorlog van 18991902 demonstreerde het gebrek aan samenwerking ten duidelijkste. De opperbevelhebber had in het begin van den oorlog zijn hoofdkwartier in Kaapstad. Zijn adviseerende paardenarts was gestationneerd in Natal en werd later in Ladysmith ingesloten, zoodat de M.D.D. gedurende weken zonder chef was. Toen een dirigeerend paar denarts was aangewezen werden zijne adviezen evenvaak niét als wèl opgevolgd. Op den 15en December 1899 protesteerde de dienstdoende chef paardenarts tegen het hongerrantsoen (starving ration), dat den troepenpaar den verstrekt werd en stelde een ander rantsoen voor. Op den 17en December 1899 seinde de chef-staf te Kaapstad aan Lord Methuen, bevelhebber aan de Modderrivier, dat hij zich uitdrukkelijk te houden had aan de voorgeschreven rantsoenen. Minder dan drie weken later seinde Lord Methuen, dat den opperbevelhebber geadviseerd werd den paarden een extra rantsoen van 7 pond haverstroo te geven, daar zij anders niet voldoende fit gehouden konden worden voor hunnen dienst. Het gevolg van het armoedige rantsoen was de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 94