d.V. 581 van den Fr. gnl. Baratier. Langzamerhand houdt men niet meer zoo kramp achtig vast aan het oude standpunt (nauwe samenwerking van tanks met inf.) doch nadert men meer en meer de Engelsche beginselen (afzonderlijk optreden van gemechaniseerde afdeelingen)Men maakt onderscheid tusschen lichte (gemechaniseerde) divisies, geheel gemotoriseerde dekkingsdivisies en divisies waarin de motoriseering niet volledig is doorgevoerd. De eerste opdrachten, wanneer de vijand naar plaats en ruimte nog niet bekend is, dus de ophelderingsdienst, worden uitgevoerd door de lichte divisies. Deze verrichten hun werk ten gunste van de dekkingsdivisies; de verhouding is dezelfde als vroeger tusschen de cav.- en inf. divisies. Terwijl echter de cav. slechts in staat was den vij. vast te stellen, doch geen modernen tegen stander kon verdrijven, kan de lichte div. den vastgestelden vijandelijken weerstand door haar bewegelijkheid en groot aantal vechtwagens, breken. Hierdoor kunnen ook de daarachter volgende hoofdkrachten worden verkend. De gegevens, verkregen door de lichte divisies, vormen de basis voor het in actie brengen van de dekkings- en gedeeltelijk gemotoriseerde divisies. S. wijst op de zeer groote colonnelengten; deze zou voor een lichte divisie 150 km en voor een gemotoriseerde div. 70 km bedragen. De lichte divisie gaat in onderdeelen, sprongsgewijze vooruit. Zij heeft haar eigen verkenningsorganen bestaande uit paun. en vlgn. op geruimen afstand naar voren. Deze verkenningsorganen moeten de noodige gegevens verschaffen voor het inzetten van het gros der div. Infanterie. De Militaire Spectator. April nr. 1936. De kapitein A. Q. H. Dijkhoom komt in: „De aanval op een hoofdweer- standsstrook. „The flying start"." terug op zijn studie verschenen in de Jan., Febr. en Maart nrn. (zie I.M.T. nr. 5 blz. 482), om te betoogen waarom bij den behandelden aanval de „flying start" niet is toegepast. Bij de „flying start", een begrip dat uit België geïmporteerd schijnt te zijn, gaat de inf. reeds voor het uur U, profiteerende van de inleidende beschieting uit haar uitgangsopstelling voorwaarts en rukt op tot een lijn, waarin zij dicht achter het eigen art. vuur is opgesloten. Eerst op het uur U gaat de inleidende beschieting over in rechtstreeksche ondersteuning en bescherming. De duur van de inleidende beschieting moet dus rekening houden met den tijd, welken de inf. noodig heeft om den afstand af te leggen tusschen haar uitgangs opstelling en de lijn, waarin zij dicht achter het vuur van de inleidende beschieting is opgesloten. Bezwaren hiertegen zijn: le is de lijn tot waar de inf. moet opsluiten in vele gevallen niet in het terrein aan te geven en dan zal dikwijls de inf. eerst tot de ontdekking komen, dat zij achter het eigen art. vuur is opgeslo ten, wanneer eigen art. protectielen binnen haar gelederen inslaan. De inleidende beschieting toch is niet over het geheele aanvalsfront continu, maar verspringt van het eene terreinvoorwerp op het andere om dan weer op een vorige plaats terug te komen, overal waar men weet of vermoedt, dat de vijand zich heeft ingegraven; 2e is de te doortrekken afstand niet voor alle inf. afdn. gelijk, zoodat het geval zich kan voordoen, dat de inf. in de bewuste lijn, onder vij. vuur moet wachten, op straffe van verliezen door eigen art. vuur als zij vooruit wil gaan om het vij. art. vuur te ontloopen. Doel van de inleidende beschieting is vóór het uur, waarop de inf. haar uitgangsopstelling wil verlaten, het voorwaartsgaan voor te bereiden, terwijl op het uur U (d.i. het uur waarop de inf. uit haar uitgangsopstelling voor waarts gaat) de inleidende beschieting overgaat in rechtstreeksche onder steuning en bescherming van den aanval.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 99