690
te van 100 auto's plaats onder ongunstige omstandigheden: ongeoefend perso
neel, groote hoogteverschillen (tot ruim 3000 m), groote hitte (114° F.) Noch
tans werd op den 4-daagschen heenmarsch een daggemiddelde gemaakt van
393 km, terwijl op den terugweg een max. dagmarsch van 592 km werd
gehaald. Een vrij vernietigende critiek wordt uitgesproken over het koel
systeem van de Chevrolet trucks, waaruit de colonne grootendeels bestond.
Bij den opzet was gerekend op een gem. uursnelheid van 40 km. Aanvankelijk
kon men dit niet bereiken doch later werd dit overschreden. De afst. tusschen
de voertuigen was gesteld op 100 yards. S. spreekt als zijn conclusie uit
na bestudeering van de plaats gehad hebbende marschen van verschillende
regn. motorart. dat vervoer over langen afstand beter per trein kan
geschieden.
Een andere marsch van een National Guard regiment wordt beschreven in
de F.A.J. Nov./Dec. '35: Notes on a regimental march, truckdrawn door Col.
Carl A Shem.
Schieten.
De Wehrtechn. Monatshefte van Juni 1935 bevat een beschouwing van
Landrat a. D. Von Kremmler over Artilleristische Schieszgrundlagen. S.
behandelt eerst de ballistische grondslagen, beginnende met de schootstafels,
waarvan o.a. gezegd wordt: „Keine Schusztafel ist dabei ein Muszvorschrift,
sie dient lediglich als grösztmögliche Annaherungslösung, d.h. als Schiesz-
behelf". Daarna worden de daginvloeden behandeld. S. zegt o.a., dat het te
velde onmogelijk is om het afwijkend luchtgewicht langs de geheele projectiel-
baan en de windsterkte in de verschillende luchtlagen te bepalen. „Ein
Idealschieszen wird es nie geben". Hij gaat vervolgens na hoe de Fransche
en Duitsche art. het probleem der daginvloeden hebben opgelost. De Franschen
legden daarbij meer den nadruk op bepaling der inwendige balistische invloe
den, waarbij zoo goed mogelijk de invloed op de V0 werd vastgesteld. Wegens
den grooten invloed van de Vn op de projectielbaan wordt door S. de voorkeur
gegeven aan de Fransche methode. Toch zullen er altijd na toepassing van de
correcties voor de bekende invloeden nog „restfouten" overblijven. De beste
methode is daarom de daginvloeden te schieten op een hulpdoel, dat op
gelijken afstand als het doel ligt, en onder de zelfde weersomstandigheden het
vuur op het doel af te geven.
Het daarop volgende Juli-no. van hetzelfde tijschrift bevat een artikel over
Uebertragung von Schieszen unter Verwendung von Einschiesz- und Ver-
gleichzielen van Dipl.-Ing. Schneider, Major im Reichswehrministerium, waarin
de overgang van doel op hulpdoel, c.q. op ankerdoel, aan een beschouwing
wordt onderworpen. Daarbij worden de 3 volgende methoden onderscheiden.
1. Schnellverfahren, waarbij het op het hulpdoel geschoten afst.verschil
onveranderd wordt overgebracht op het doel, welke methode vnl. toepassing
zal vinden bij het bevuren van oogenbliksdoelen, terwijl natuurlijk bij
gering verschil in ligging tusschen doel en hulpdoel deze methode ook zeer
goed bruikbaar is. Het max. toelaatbaar verschil is zijdelings 200°/oo en voor den
afst. 1500 m, terwijl het niet toegepast moet worden boven 20° elevatie. De
strooigrenzen voor het uitw.vuur worden door S. aangegeven als volgt: voor
oogenbliksdoelen volgens eigen waarneming, voor gedekte doelen in afstand
2%, zijdelings 5°/00.
2. Dreisatzverfahren, waarbij het geschoten afst.verschil verhoudingsge
wijze wordt overgebracht op het doel (methode k)Nauwkeuriger is het,
het afst.verschil proportioneel op de vluchttijden over te brengen: Art.afst.
art.afst.hulpdoel top.afst. hulpdoel
doel top.afst.doel X vluchttijd doel.
vluchttijd hulpdoel