694 stelling der Commissie-Idenburg met deskundigheid en ervaring op het terrein van het „luchtwapen" zoo weinig rekening was gehouden. Indien deze kritische opmerking te gewaagd mocht schijnen, dan heeft zij intusschen haar volledige rechtvaardiging gevonden in de zelfkritiek der Commissie-Idenburg, welke op blz. 77 van het door haar aan de Regeering uitgebrachte rapport zich gelet op haar samenstelling niet in staat heeft geacht om tot een bepaalde uitspraak te komen inzake een door haar onderzochte mogelijkheid, om bij de defensietaak in Nederlandsch-Indië een belangrijker aandeel aan het luchtwapen toe te vertrouwen. Op dien grond was het dat de Commissie-Idenburg der Regeering in over weging gaf om mocht deze dit wenschelijk achten dit en aanverwante vraagpunten door een speciaal met het oog daarop samen te stellen Com missie te doen onderzoeken. Sindsdien is door de Regeering overeenkomstig deze suggestie gehandeld en het aan Haar in 1935 uitgebrachte rapport der Commissie-Kan geeft de diepgaande beschouwingen omtrent de hiervoor bedoelde, zoo belangrijke vraagpunten, tot het geven waarvan de Commissie-Idenburg zich onvoldoende competent had verklaard. In die beschouwingen stelde de meerderheid der Commissie-Kan in het licht, dat het dank zij de ontwikkeling van het luchtwapen de voorkeur ver dient door uitbreiding van de luchtstrijdkrachten zij het noodgedwongen met gelijktijdige prijsgeving van de kruisers een organisatie te scheppen, die grooter waarborg oplevert voor de handhaving van onze onzijdigheid, dan bij behoud van de „zoogenaamde" harmonische vloot, overeenkomstig het vlootplan 1930, mogelijk ware. Zoo beschikt de Regeering nu dus eindelijk over een aan Haar uitgebracht commissoriaal advies, in hetwelk tot gelding werd gebracht, dat de bestaande Marine-organisatie op haar doelmatigheid is gewogen en te licht bevonden. In de tegenstelling kruiser-vliegtuig, op welke de behandeling van het defensievraagstuk voor Nederlandsch-Indië zich zoozeer heeft toegespitst, werd door de minderheid der Commissie-Kan het blok der vier Marine leden, waaronder de „coming" Vlootvoogd en Chef Marine-Staf naar veilig kan worden aangenomen met bekwaamheid en energie het uiterste gedaan om de Commissie er toe te bewegen zich voor de handhaving van de kruisers uit te spreken. En wanneer de meerderheid der Commissie desondanks tot het inzicht is gekomen, dat beter van het kruiserwapen ware af te zien, dan moeten het wel doorslag gevende argumenten zijn geweest, welke die meerderheid er toe hebben geleid een „ruim baan" voor het luchtwapen, nevens maritiem kleinmaterieel, met overtuiging aan te bevelen. Het schijnt weinig aannemelijk dat zooals door voorstanders van het kruiser-wapen in woord en geschrift in de laatste weken werd gesuggereerd het door de meerderheid der Commissie-Kan ingenomen standpunt alleen steunde op budgetaire overwegingen juister komt het ons voor te zijn, dat die meerderheid wel degelijk mede op krijgskundige gronden een grooter rendement van de door haar aanbevolen Slagluchtvloot verwacht, dan het rendement hetwelk onze luttele kruisers ooit zullen vermogen op te leveren. Intusschen een beslissing in deze berust uiteraard bij de Regeering. Zij heeft het ruimste overzicht om te beoordeelen welke keuze het Landsbelang vordert; Zij beschikt daarbij mede over het rapport-Kan waarin de pro en contra betoogen door misschien wel de meest bevoegde adviseurs worden vastgelegd. De felle propaganda, welke van Marinezijde werd en wordt gevoerd om steun te geven aan het door de minderheid der Commissie-Kan ingenomen standpunt, wijst zonder twijfel er op, dat de Marine haar belangen ernstig bedreigd acht het moge echter worden bedacht, dat het hier niet mag gaan om het Marinebelang, maar moet gaan om het Landsbelang.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 104