695
Wanneer de tegenwoordige Voorzitter van den Raad van Ministers, de
man, wiens persoonlijkheid en verleden zoo ten volle waarborgen dat het
defensievraagstuk hem nauw aan het hart ligt, mocht besluiten tot het inslaan
van den weg, door de meerderheid der Commissie-Kan uitgestippeld, mogen
dan de leden der Volksvertegenwoordiging, die over die Regeeringsvoor-
stellen zullen moeten oordeelen, zich rekenschap er van geven, dat ten
spijt van ons schitterend historisch maritiem verleden de tegenwoordige
Marine-organisatie slechts oplevert een weerkracht-rendement van zoo ge
ringe beteekenis, dat de aanbevolen koersverandering het beroep dus gedaan
op het nieuwe, machtige strijdmiddel, het lucht wapen inderdaad war
me instemming verdient.
Aan niemand beter dan aan den hiervoor genoemden bewindsman kan
het worden overgelaten de tegenwerking te overwinnen, welke zal worden
uitgeoefend om te verhinderen, dat met het stelsel der „zoogenaamde" har
monische vloot wordt gebroken.
En toch alleen de afbraak der fagade van weerkracht, welke ons boven
water materieel met het oog op de defensietaak in Nederlandsch-Indië slechts
vormt, zal kunnen vrij maken de millioenen noodig voor de moderniseering
en aanvulling van de strijdkrachten en strijdmiddelen, waaraan voor de
defensie van Moederland en Koloniën een zoo groote behoefte bestaat.
Daarbij moge door den rechtgeaarden Nederlander, die immers in zijn
hart het warme plekje voor zijn Marine bleef koesteren, worden bedacht
dat het goede, het zelfs uitmuntende, hetwelk in de bestaande Marine-orga
nisatie is besloten, vanzelfsprekend kan en zal worden behouden. Of getuigt
niet de K XVIII er voor, dat de voortreffelijke kwaliteiten van personeel
en materieel, waarover zeevarend Oud-Holland beschikte, ook thans nog
aanwezig zijn
De geest van onze nationale heldenfiguren Tromp en De Ruyter schijnt
meer gevaren in die duikbootbemanning of in de uitblinkers onder onze lucht -
vaarders, dan dat hij spreekt uit het ijveren van hen, die krampachtig willen
blijven vasthouden aan de enkele, onvoldoend krachtige zoogenaamde artil
lerie-schepen, welke als gevolg van financieele onmacht door ons slechts
kunnen worden uitgebracht.
Het inhalen van den achterstand bij de materieele uitrusting van land
en zeemacht in Nederland en in Nederlandsch-Indië zal, blijkens het uitge
sproken voornemen der Regeering, door de stichting van een tweetal fondsen
worden nagestreefd.
Beide fondsen zullen in het wezen der zaak ten slotte evenwel uit één
Rijksschatkist moeten worden geput. Mitsdien bestaat een onverbrekelijk
verband tusschen de organisatiën der weermacht in Moederland en Koloniën.
Uit dat oogpunt zou eigenlijk de voorkeur verdiend hebben de beide
fondsen gelijktijdig door de Volksvertegenwoording in behandeling te doen
nemen, aangezien dan van meet af bekend zou zijn geweest op welke wijze
de Regeering het defensievraagstuk in Nederlandsch-Indië tot oplossing wil
brengen.
Nu wegens den vereischten spoed dit vóór de behandeling in de Tweede
Kamer niet mogelijk is geweest, zou het een voordeel zijn indien althans
vóór de behandeling in de Eerste Kamer hieromtrent eenig licht werd ont
stoken.
In het Voorloopig Verslag van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
betreffende Hoofdstuk VIII (Defensie) der Rijksbegrooting, dienstjaar 1936,
kwam deze laatste gedachte mede tot uiting, waar onder de gemaakte opmer
kingen als een bezwaar werd genoemd het spreken over de defensie-politiek
der Regeering bij andere gelegenheid dan juist bij het eerlang in behandeling
komende wetsontwerp tot vaststelling van het Defensiefonds.
Het valt moeilijk zoo wordt in genoemd verslag door de daar aan het
woord zijnde rapporteurs uitgesproken over de zeemacht van gedachten