is, nl. in front, want hiertegen zal de bediening zich toch keeren. Om deze reden geeft het A. T. V. II dan ook aan, dat zij in begin sel alleen dan flankeerend vuur zullen afgeven, wanneer het (gebroken) beloop van de hoofdweerstandslijn zulks begunstigt of de terreinvormen dan wel de groote uitgebreidheid van het te verdedigen front zulks eischen. De aan een karabijnmitrailleur toe te wijzen vuurstrook zal in den regel niet grooter dan 10 a 12° zijn; maximum kan zij 14 bedragen. Voor nachtelijk vuur zal zij nooit grooter dan 200 00 (11°) zijn. Karabijnen (geweren). Deze wapens zullen aan den vuurstrijd deelnemen, zoodra vol doende uitwerking is te verwachten, waarbij elke schutter in den regel dat gedeelte van het doel bevuurt, hetwelk hij recht tegen over zich ziet. Tijdens het moeilijkste deel van den aanval, n.l. wanneer de aanvaller tot op 200 a 300 m voor de hoofdweerstands lijn is genaderd, zullen zij hun grootste vuurkracht ontwikkelen. Aan enkele schutters kan worden opgedragen bijzondere doelen onder vuur te nemen. Evenals de karabijnmitrailleurs, nemen ook de karabijnen (geweren) alleen deel aan het vuren op luchtdoelen, indien zij rechtstreeks door een aanval uit de lucht worden bedreigd. Artillerie. De regeling van de samenwerking tusschen de infanterie en de haar steunende artillerie, omvat 1. het vaststellen van de terreindeelen, waarop de artillerie bij de nabijverdediging (in de strook van 0 tot 300 a 500 m vóór de hoofdweerstandslijn en in de hoofdweerstandsstrook tegen een doorgedrongen vijand) afsluitingsvuur moet kunnen afgeven 2. het vaststellen van de terreindeelen buiten de strook van de nabijverdediging (in den regel tot 1500 m voor de hoofdweer standslijn) welke onder artillerievuur moeten kunnen worden genomen 3. het bepalen van de wijze waarop de behoefte aan afsluitings- vuren aan de artillerie moet worden kenbaar gemaakt. ad. 1 en 2. De infanteriecommandant bepaalt, na overleg met den artillerie commandant, op welke punten in de drie strooken artillerievuur gewenscht is. Het doel van de vuren in de strook van 300 a 500 m tot 1500 m voor de hoofdweerstandslijn is, den vijand het gebruik maken 638

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 46