van terreindeelen, welke de gelegenheid bieden tot voorbereiding
van de nadering (het innemen van een uitgangsopstelling) te
bemoeilijken. Op de door den infanteriecommandant vastgestelde
terreindeelen dan wel op enkele punten daarin zal de artil
lerie haar vuur zoo goed mogelijk voorbereiden.
ad. 3:
Overdag worden de artillerievuren in den regel naar behoefte
aan den regimentscommandant aangevraagd. Hiertoe worden van
de voorbereide vuren calques gemaakt, welke aan de ondercom
mandanten zoo mogelijk tot en met de sie.cdtn. worden ver
strekt. Voor het aanvragen van vuren is het voldoende het num
mer en/of de letter van het gewenschte vuur op te geven. Ook
kunnen andere, dan de voorbereide vuren worden aangevraagd
de plaats wordt dan in coördinaten dan wel t.o.v. reeds voor
bereide vuren aangegeven.
Ten aanzien van enkele terreinen, waar de verdediging door de
infanterie bijzonder zwak wordt geacht, kan de regimentscom
mandant in overleg met den artilleriecommandant bepalen,
dat bij het losbreken van den aanval het daarvoor liggende af-
sluitingsvuur op aanvraag van den commandant in het betrokken
terreingedeelte rechtstreeks aan de artillerie, zal worden afgege
ven. Een regeling wordt dan samengesteld om te verzekeren, dat
de behoefte aan deze afsluitingsvuren op de snelste wijze aan
de artillerie wordt kenbaar gemaakt.
De wijze waarop de afsluitingsvuren des nachts moeten worden
afgegeven, is reeds besproken bij het ontketenen van het vuur
bij nacht.
De vuurschetsen.
De opdrachten voor de verschillende vuurorganen worden op
vuurschetsen vastgelegd. Deze worden varvaardigd op een schaal
van 15000 en voorzien van toelichtingen.
Teneinde de leesbaarheid en vooral de vergelijking van twee
of meer vuurschetsen te vergemakkelijken, verdient het aanbe
veling altijd van dezelfde teekens gebruik te maken, die daartoe
in een voorschrift behooren te worden vastgelegd.
De vuurschetsen worden bataljonsgewijze vervaardigdter
wille van de duidelijkheid is het meestal gewenscht voor de drie
strooken afzonderlijke schetsen te maken.
Op een vuurschets moeten worden aangegeven
a. de vakgrenzen
b. de buitengrens van de strook, loopende van 0 tot 300 a 500 m
vóór de hoofdweerstandslijn
639