5. DE NOODZAKELIJKHEID VAN EENE JUISTE KENNIS VAN HET HOOGTEVERSCHIL DER DIRECTIESTUKKEN ONDERLING BIJ DE OVERGAVE EN OVERNAME VAN INSCHIETGEGEVENS TUSSCHEN DE BATTERIJEN EENER AFDEELING door L. T. W. DE VRIES, Eerste Luitenant der Artillerie. Wanneer de hoogte van de batterij (en) of het doel onjuist is (zijn) vastgesteld, zal als gevolg hiervan het inschietpunt in het algemeen met een onjuisten terreinhoek worden bereikt. I. De vraag of dit practisch van invloed is op de juiste ligging van het uitwerkingsvuur, moet ontkennend worden beantwoord. H. Hetzelfde kan gezegd worden bij de overname van inschiet- gegevens van een batterij, welke met een onjuisten terreinhoek gevuurd heeft, mits de onderlinge hoogte-verschillen van de directiestukken van inschietbatterij en overnemende batterijen met juistheid werden vastgesteld. ad I. Aannemende, dat een veldbatterij met een 4 °/0o te grooten ter reinhoek inschiet, zal als gevolg hiervan het inschietpunt met een 4°/00 te kleinen richthoek bereikt worden en bijv. op een af stand van 3 km een art. afstand gevonden worden, welke onge veer 100 m kleiner is dan de eigenlijke; e.e.a. is in fig. 1 schema tisch aangegeven. - - 2r-T_/ty~- j Indien de terreinhoekfout tijdens het inschieten niet onderkend wordt, zal de vuurleider het afstandsverschil aan de daginvloeden 645 FiQf. 1. 'fC-SOO/T?^

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 53