„ik durfde er op de fabriek niet mee voor den dag te komen,
dat ik geteekend had". Na een jaar meldde hij zich opnieuw aan
Hier dus ongetwijfeld besluiteloosheid. Twee sgtn. hebben dezen
man beoordeeld de eene spreekt zich niet positief uit, laat de
bewuste vraag onbeantwoord, de andere noemt hem resoluut.
Onze kl.cdtn. zijn dus niet in staat geweest de besluiteloosheid te
onderkennen, vermoedelijk mede, omdat zich in de 2 a 3 maanden
van het proefverband geen feiten hebben voorgedaan om deze
vraag te toetsen.
Dat met het systeem der vragenlijsten nog lang niet afgedaan
is met vooropgezette meeningen of intuïtie, moge het volgende
aantoonen. Bij het nagaan van mijn materiaal bleken de boeren
jongens meer dan degenen uit de grootere plaatsen beoordeeld
te zijn met besluiteloos. Op 182 van het platteland afkomstige
jongens, vond ik 58 maal besluiteloos aangegeven (31,87
Op 394 stedelingen komt echter slechts 76 maal besluiteloos voor
(19,29 Zijn nu inderdaad plattelanders meer besluiteloos dan
stedelingen Ik voor mij geloof daar niet veel van. Een officier
van de Koninklijke Landmacht liet zich in dit verband op m.i. zeer
juiste wijze als volgt uit„de boerenjongen denkt over het alge
meen langzamer dan de stedeling, maar is daarom volstrekt nog
niet minder vastberaden (resoluut)". Deze officier gaf daarmee
een nuance aan, welke den kl.cdt. blijkbaar ontgaat. Een lichte
aarzeling bij het antwoorden, een kort nadenken, wordt door hem
ten onrechte met besluiteloos gekenmerkt.
Vraag 5: prikkelbaar of goed gehumeurd.
Prikkelbaarheid is voor de kl.cdtn. veelal moeilijk te onder
kennen. De klasgenooten van den man zijn daartoe veel beter in
de gelegenheid. Maar het is m.i. fout om aan recruten een meening
te vragen over hun kameraden. De kl.cdtn. verwarren prikkelbaar
nog wel eens met heftig. Bij deze vraag doet zich ook het bezwaar
voor, dat op kleinigheden moet worden afgegaan, waarbij aan
een enkel voorval te veel beteekenis wordt gehecht, en dan is het
kennelijk meer de intuïtie, welke den doorslag geeft, dan de waar
genomen feiten.
Een voorbeeld wij hadden een recruut, wiens naam overeen
kwam met een der dagen van de week, laat ons zeggen, dat hij
Maandag heette. De onderoff.-afd.cdt. komt de klas binnen en
zegt„Zoo, Dinsdag, zeg jij me eens, enz.". De kl. cdt. bemerkte,
dat de betrokken recruut dit grapje volstrekt niet grappig vond,
en een stuursch gezicht zette. Smaken verschillen, maar mij komt
de houding van den recruut verklaarbaar voor. De kl.cdt. vond
er echter aanleiding in, den jongen prikkelbaar te noemen.
Vraag 6: heftig of koel en zakelijk, geeft geen aanleiding tot
opmerkingen. Zij wordt in den regel goed begrepen, behoudens
een enkel geval, waarin heftig werd gebruikt, terwijl beweeglijk
bedoeld was.
655