cdt. niet emotioneel en niet secundair functionneerend genoeg
maken, en ide 11 zwaartillenden van den tweeden kl.cdt. te
emotioneel en te sec. functionneerend.
Daar wij den korpscommandant vóór de uitzending ons advies
moeten geven, gaat het niet aan, maar kalm te wachten, tot wij van
eiken kl.cdt. een 100-tal lijsten hebben gezien. Wij berekenen
daarom de R.T.W. voor de verschillende eigenschappen tegen
woordig toch maar klassegewijs. Men moet zich dan echter wel
bewust zijn, met te kleine getallen te werken, zoodat de uitkomsten
niet zuiver zijn.
Van Lienden waarschuwt tegen het afgaan op intuïtie bij het
selecteeren. Zijn systeem is er op berekend, intuïtie zooveel moge
lijk uit te schakelen. Het bleek mij echter al spoedig, dat de kl.
cdtn. hun lijsten voor een groot deel op intuïtie invulden. Vonden
zij een man geschikt, om welke reden dan ook, dan kreeg ik
strijk en zet het volgende lijstje onder oogen
kalm (een goed militair behoort immers kalm te zijn), met plei-
zier bij den dienst, niet gauw uit het veld geslagen (reden als
bij kalm), resoluut, goed gehumeurd, koel, vroolijk, luchthartig
(een zwaartillende soldaat vindt over het algemeen geen genade
in de oogen der kl.cdtn.!), lang onder den indruk van een repri
mande (natuurlijk), gauw verzoend.
Resultaathet phlegmatische of sanguinische temperamentstype.
Zoodoende waren goede militairen bijna allen phlegmaat of
sanguinicus, m.a.w. ze waren niet goed, omdat zij phlegmaat
waren, maar zij werden phlegmaat gemaakt, omdat zij goed waren.
Men zag onmiddellijk aan de roode kaart of de kl.cdt. den man
„lustte" of niet. In het laatste geval kreeg de recruut het heele
rijtje ongunstige eigenschappen toebedeeld.
Een bewijs, dat de methode der typologische selectie niet zoo
objectief is, als Dr. van Lienden doet voorkomen, leveren de lijsten
van 36 recruten uit mijn materiaal, die elk door twee kl.cdtn.
werden geobserveerd. Bij 21 hiervan komen beide kl.cdtn. tot
eenzelfde resultaat, doch bij de overige 15 (41,6 valt het type
verschillend uit, en wel bij 8 met verschil in één der grondfuncties
en bij 7 met verschil in twee grondfuncties.
Wij zien dus, hoe groot de invloed is van den persoon, die de
lijst invult, een invloed, welke door het toepassen der R.T.W. niet
voldoende wordt gecompenseerd. Het wordt bij dit alles wel dui
delijk, dat wij veel te ver gaan, wanneer wij absolute waarde gaan
toekennen aan het feit, dat een bepaalde man volgens de gegevens
van den kl.cdt. nerveus of phlegmaat is. Duidelijk komt dit tot
uiting in het volgende geval.
Recruut N. werd in Augustus 1934 geschikt geacht voor een
proefverband. Op de gegevens van zijn, door den kl.cdt. opge
maakte, roode kaart, moet de man als phlegmaat beschouwd wor-
660