Het valt al dadelijk op, dat wij een veel kleiner percentage sanguinici vinden dan van Lienden. Daartegenover staat een aan merkelijk grooter percentage nerveuzen, sentimenteelen en chole rici, dus van de minder gunstige temperamentstypen. Krijgen wij nu inderdaad tegenwoordig een ander type jongens bij de Kol. Res. dan in den tijd waarin van Lienden's onderzoek viel Dit zou ons eigenlijk niet behoeven te verwonderen de crisis werkte sterker door, de werkloosheid nam toe, kortom, de econo mische toestand werd steeds slechter. Onder deze omstandigheden zou het zeer verklaarbaar zijn, dat wij aanmerkelijk meer emotio naliteit, minder activiteit en meer secundaire functie vinden. Is het wonder, dat jonge kerels, die dikwijls nog nooit in hun leven geregeld werk hebben kunnen krijgen, minder actief en meer emotioneel zouden zijn Toch geloof ik niet, dat wij in de crisis de oorzaak van het ver schil moeten zoeken. Van Lienden komt bij zijn onderzoek bij de Militaire Politie te Curasao tot een overeenkomstig resultaat, nl. toegenomen emotionaliteit, verminderde activiteit, en meer secun daire functie, vergeleken bij zijn onderzoek bij de Kol. Res. in 1932 (bijlage I.M.T. nr. 81). Naar ik vermoed, is de gang van het onderzoek bij de politie- troepen anders geweest dan bij de Kol. Reserve. Waren het bij het laatstgenoemde korps de sgtn.kl.cdt., die de gegevens leverden, bij het korps politietroepen, dat veel meer uit 'kadermenschen is samengesteld, heeft van Lienden waarschijnlijk of meer aan de hand van eigen observatie of aan die van officieren zijn lijsten samengesteld, en daarmee is de waarde van zijn gegevens ongetwij feld gestegen. Het verschil tusschen van Lienden's onderzoek in 1932 aan den eenen kant en zijn onderzoek in Curacao en het onze bij de Kol. Res. in 1935 aan den anderen kant zou dan niet worden veroorzaakt door het beschouwen van een ander type menschen, doch in hoofdzaak door een anderen gang van zaken bij het verza melen der gegevens Verder blijkt uit het na-onderzoek door van Lienden gehouden over de in 1932 beschouwde militairen (bijlage I.M.T. nr. 79), dat de sanguinici, die bij de Kol. Res. zoo'n hoopvol beeld gaven, in Indië, in de practijk (als groep genomen) zijn tegen gevallen. Van Lienden wijt dit o.m. aan den ongunstigen factor, welke gelegen is in hun primaire functie, en verder merkt hij op, dat waar de geheele groep militairen, waarvan hij is uitgegaan, minder actief is geworden dit ook zal gelden voor de sanguinici, die dan den kant van het weinig gunstige amorphe type opgaan (blz. 40, I.M.T. bijlage nr. 79). Maar ligt het nu niet meer voor de hand, de verklaring voor de onaangename verrassing, welke zijn sanguinici bezorgden, te zoeken in de niet gewaagde veronderstelling, dat onder zijn 35 669

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 79