801 Transjordanië hun instemming met de beweging der stamgenooten in het heilige land. Ook in de Noordelijker gelegen Fransche mandaatlanden Syrië en Libanon hebben de Fr. met groote moeilijkheden te kampen, en naar het schijnt is de Fr. regeering niet ongenegen, deze landen hun onaf hankelijkheid te geven. Dit alles dreigt uit te loopen op de vorming van een sterk Mohamedaansch bloc, in aansluiting op het op 2 Dec. '35 tus- schen Turkije, Iran, Irak en Afghanistan gesloten non-agressie-verdrag, dat in April gevolgd werd door een verdrag tusschen Irak en Saoudië (Arabië), waarbij zich wellicht ook Yemen zal aansluiten. Een en ander eischt de volle aandacht van Engeland en bindt een groot deel van zijn machtsmid delen. De kwestie van de herbewapening der Dardanellen door Turkije deed ook weer tegenstellingen tusschen de groote mogendheden blijken op de conferentie te Montreux. Opmerkelijk was daarbij Japan's houding, welk land een sluiting der zeeëngten steunde, doch opkwam tegen de uitzonde ringspositie, die voor de aan de Zwarte Zee gelegen landen zou worden geschapen. Dit heeft begrijpelijkerwijze betrekking op de Russische Zwarte Zeevloot, welke Japan gaarne goed opgeborgen zou weten. Inmiddels is het betreffende verdrag onderteekend, zonder dat bijzonderheden zijn bekend gemaakt. In het Verre Oosten trad overigens de tegenstelling tusschen Japan en Rusland minder aan den dag. De scherpe grensgevechten in Mandsjoekwo kwamen weinig meer voor, ofschoon de onderhandelingen tusschen dit land en Buiten-Mongolië over de grensafbakening weinig schijnen te vorderen. In China was er echter weer eenige beroering. Bij den stillen strijd tus schen leger en vloot in Japan betreffende expansie op het vasteland dan wel over zee schijnt de landmacht nog zijn wil te hebben weten doorzetten ten aanzien van versterking van het Japansche garnizoen in Noord China tot een divisie. Hieruit moet echter niet afgeleid worden, dat de doctrine van het leger gezegevierd heeft over die van de vloot. De uitlatingen van Japansche regeeringspersonen wijzen eerder in een andere richting, zij het ook, dat zij de penetratie naar het Z. als economisch en vredelievend voor stellen. De versterking van het garnizoen in Noord China welke mogelijk ook als tegenzet gezien moet worden tegen het op 12 Maart j.l. tusschen Rusland en Buiten-Mongolië gesloten verdrag past overigens zeer wel in de leer der Jap. marine van verdedigen in het N., uitbreiden naar het Z. De Chineesche regeering protesteerde tegen de versterking der Jap. troe penmacht, evenals tegen den steun, die de Jap. aan de smokkelaars ver kenen. Deze laatste kwestie is van een diep ingrijpenden invloed. Na de mislukking der Jap. plannen tot afscheiding van de N. provincies van China, werd met steun van het Jap. Kwantoengleger de autonome regeering van Oost-Hopei in de gedemilitairiseerde zone ingesteld onder den avonturier Jin Joe Keng, gehuwd met een Jap. vrouw. Reeds sloot deze regeermg een verdrag van bondgenootschap met Mandsjoekwo, hetgeen de Jap. be doelingen duidelijk teekent. De nieuwe regeering had natuurlijk geld noodig en men besloot hiervoor invoerrechten te heffen. Door deze echter te stellen op 14 der Chin, invoerrechten ontwrichtte men den handel van China vol komen. Alle invoer wordt nu naar het N. aangetrokken, doordat de Chin, douane aldaar machteloos is gemaakt door het Jap. Kwantoengleger, dat overigens openlijk de smokkelaars meest Jap. en Mandsjoekwo onder danen steunt. De Chin, regeering derft een groot deel van haar invoer rechten, welke 23 millioen per jaar bedroegen, waarvan 5 a 6 millioen bestemd voor aflossing van buitenlandsche schuld. Deze laatste omstandig heid en de dreigende ruïne der buitenlandsche handelshuizen in China maken het duidelijk, waarom o.a. Engeland zich met deze kwestie inliet en zich met de Jap. regeering in verbinding stelde, hetgeen echter geen resul taten opleverde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 105