geleden scheen echter was de verstrekking zoo hopeloos in de
war, dat de meeste troepen niets ontvingen en het grootste deel
later den Russen in handen viel. Na de in Smolensk opgenomen
aanvullingstroepen telde het leger nog niet de helft van het aan
tal wapendragenden, waarmede 3 weken te voren uit Moskou
was afgemarcheerd.
Van Smolensk koos NAPOLÉON den slechtst denkbaren weg
naar de grens, over Krasnoj en Orsza, en marcheerde het leger
den 11 November weer voort. Ney werd door Davout aangewezen
om met 10000 man de vestingwerken van Smolensk te vernielen
een maatregel welke toch van geen enkel nut kon wezen en terug
gebracht dient te worden tot een onbeheerschte woede-uiting van
NAPOLÉON
Inmiddels had Kutusow met zijn troepen de „Grande armée"
bereikt en had hij in tal van partieele gevechten 35000 Franschen
gevangen genomen, meest achterblijvers, benevens het grootste
gedeelte van Ney's korps en 200 vm.
Eerst den 5 November was de eigenlijke koude begonnen, op
een tijdstip dus, waarop het Fransche leger reeds vernietigd was.
Hierbij valt nog op te merken dat de koude zeker niet bijzonder
sterk was, en stellig minder dan de zegevierende Fransche legers
in 1807 in Polen en in 1808 in Spanje met succes hadden weten
te verdragen. Eerst na het overtrekken van de Beresina werd het
ernstig koud. Het is daarom niet de koude geweest welke het
aftrekkende Fransche leger tot g'eheele oplossing heeft gebracht,
doch het waren honger en tuchteloosheid.
Na de hiervoren genoemde gevechten om Krasnoj waren van
het groote leger nog 25000 man bijeen, welke in een zekere orde
terugtrokken van de 100000 Rusland binnen trekkende ruiters
waren nog slechts enkele eskadrons overgebleven alleen de trein
en de verdere nasleep met de ontzaglijke buit aan geroofde goede
ren was vrijwel intact. Niemand droeg meer een behoorlijk uni
form, allen waren in de meest fantastische kleedingstukken gehuld;
onderscheid tusschen generaal en soldaat bestond al lang niet
meer. 2)
710
b Van de 35.000 man der Keizerlijke Garde waren er nog 10.000 over.
van de 42.000 man van Eugène nog 1800, van de 70.000 man van Davout nog
4000!
Kircheisen II, blz. 259 vertelt het volgende vermakelijke verhaal: „Als
„Marschall Lefèbvre an eine Stelle kam, wo sich Wagen und Menschen so
„gestaut hatten, dasz man nicht vorwarts konnte, schlug er mit seinem
„Stock einen in einen Kürassiermantel gehüllten baumlangen Soldaten, der
„vor ihm einherschritt, mehrmals auf den Rücken und schrie ihn mit seinem
„deutschen Akzent Lefèbvre war Elsasser an Allez tone, allez tone
„que tiaple, fous m'embêchez de basser! Da wandte sich der Getroffene um
es war der Marchall Mortier, Herzorg von Treviso. Ah, mon gamarade,
„sagte Lefèbvre kleinlaut, si ch'avais su que cédait fous, che n'aurais bas
„dapé is vort".